De faillissementscurator wordt in de regel pas ingevlogen als het al te laat is. Het faillissement is dan immers al uitgesproken en de curator wordt door middel van een telefoontje van de rechtbank van zijn aanstelling op de hoogte gebracht. De curator zal direct daarna contact zoeken met de gefailleerde of de bestuurder van de gefailleerde. Daarbij zal de curator de gefailleerde vragen om alle informatie en stukken aan te leveren die voor de behandeling van het faillissement noodzakelijk zijn.
Totdat die informatie is aangeleverd, heeft de curator in ieder geval een kennisachterstand over het faillissement. Het is dus van belang dat de gefailleerde de informatie aanlevert. Volgens de Faillissementswet is de (bestuurder van de) gefailleerde verplicht om alle inlichtingen te verschaffen. In de rechtspraak is verder nog bepaald dat van de gefailleerde mag worden verwacht dat hij ook bepaalde inlichtingen verschaft waar niet uitdrukkelijk om is gevraagd.
Deze inlichtingenplicht van de gefailleerde is door de wetgever zo belangrijk gevonden, dat overtreding van de plicht leidt tot inbewaringstelling: totdat hij aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, wordt de gefailleerde vastgehouden in een huis van bewaring. Deze inlichtingenplicht en de sanctie bij overtreding daarvan geven de curator handvatten om zijn taak – het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel – uit te voeren.
In theorie kent elk faillissement dan ook een overzichtelijk verloop: de gefailleerde levert de boekhouding en administratie aan, de curator voert de faillissementsonderzoeken uit, hij maakt de aangetroffen activa te gelde en verdeelt de opbrengsten conform de wettelijke rangorde onder de schuldeisers, waarna het faillissement kan worden beëindigd.
De praktijk is vaak helaas weerbarstiger dan de theorie. Het komt voor dat de gefailleerde voor de curator onvindbaar is. Daardoor zal de curator niet kunnen beschikken over de boekhouding en administratie, en dat heeft weer tot gevolg dat de curator onbekend is met eventueel aan de gefailleerde toebehorende activa. Ook komt het voor dat de gefailleerde – al dan niet bewust – informatie over bepaalde activa achterhoudt. Als de curator onbekend is met het bestaan van deze activa, kan hij die uiteraard niet te gelde maken. Als de curator inderdaad geen activa aantreft, zit er vaak niets anders meer op dan het faillissement voor te dragen voor opheffing bij gebrek aan baten, zonder dat de schuldeisers enige uitkering op hun vordering ontvangen.
Het is zonneklaar dat de schuldeisers in dit soort situaties de dupe zijn. Hun – vaak aanzienlijke – vorderingen worden immers niet voldaan, waardoor hun eigen financiële positie onder druk komt te staan, met alle buitengewoon onwenselijke gevolgen van dien.
Om dergelijke situaties te voorkomen, is het voor schuldeisers raadzaam om contact op te nemen met de curator. Schuldeisers – vaak leveranciers – kennen immers hun klant en diens handelwijze, en zij kunnen dan ook meer informatie verschaffen over de door de gefailleerde aangeschafte activa, de bankrekeningen die hij in betere tijden voor zijn transacties gebruikte en wellicht ook zijn huidige verblijfplaats. Met die informatie kan de curator zich dan weer richten tot de gefailleerde met vraag om meer inlichtingen verschaffen, op straffe van inbewaringstelling. Zodoende kunnen de activa worden aangetroffen en te gelde worden gemaakt, waarna de verkoopopbrengsten onder de schuldeisers kunnen worden verdeeld.
Schuldeisers doen er dus goed aan een actievere rol te nemen in het faillissement door de curator te voorzien van alle voor het faillissement relevante informatie. De curator is er immers bij gebaat wanneer met die informatie de activa van de gefailleerde kunnen worden opgespoord. Op hun beurt profiteren de schuldeisers daar weer van, aangezien de curator in beginsel bij uitstek bevoegd is de betreffende activa onder zich te nemen. Deze activa kunnen alsdan te gelde worden gemaakt, waarna de verkoopopbrengst conform de wettelijke rangorde kan worden verdeeld onder de schuldeisers, zodat het faillissement toch met goed gevolg kan worden afgewikkeld.
door Rogier Faase
Totdat die informatie is aangeleverd, heeft de curator in ieder geval een kennisachterstand over het faillissement. Het is dus van belang dat de gefailleerde de informatie aanlevert. Volgens de Faillissementswet is de (bestuurder van de) gefailleerde verplicht om alle inlichtingen te verschaffen. In de rechtspraak is verder nog bepaald dat van de gefailleerde mag worden verwacht dat hij ook bepaalde inlichtingen verschaft waar niet uitdrukkelijk om is gevraagd.
Deze inlichtingenplicht van de gefailleerde is door de wetgever zo belangrijk gevonden, dat overtreding van de plicht leidt tot inbewaringstelling: totdat hij aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan, wordt de gefailleerde vastgehouden in een huis van bewaring. Deze inlichtingenplicht en de sanctie bij overtreding daarvan geven de curator handvatten om zijn taak – het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel – uit te voeren.
In theorie kent elk faillissement dan ook een overzichtelijk verloop: de gefailleerde levert de boekhouding en administratie aan, de curator voert de faillissementsonderzoeken uit, hij maakt de aangetroffen activa te gelde en verdeelt de opbrengsten conform de wettelijke rangorde onder de schuldeisers, waarna het faillissement kan worden beëindigd.
De praktijk is vaak helaas weerbarstiger dan de theorie. Het komt voor dat de gefailleerde voor de curator onvindbaar is. Daardoor zal de curator niet kunnen beschikken over de boekhouding en administratie, en dat heeft weer tot gevolg dat de curator onbekend is met eventueel aan de gefailleerde toebehorende activa. Ook komt het voor dat de gefailleerde – al dan niet bewust – informatie over bepaalde activa achterhoudt. Als de curator onbekend is met het bestaan van deze activa, kan hij die uiteraard niet te gelde maken. Als de curator inderdaad geen activa aantreft, zit er vaak niets anders meer op dan het faillissement voor te dragen voor opheffing bij gebrek aan baten, zonder dat de schuldeisers enige uitkering op hun vordering ontvangen.
Het is zonneklaar dat de schuldeisers in dit soort situaties de dupe zijn. Hun – vaak aanzienlijke – vorderingen worden immers niet voldaan, waardoor hun eigen financiële positie onder druk komt te staan, met alle buitengewoon onwenselijke gevolgen van dien.
Om dergelijke situaties te voorkomen, is het voor schuldeisers raadzaam om contact op te nemen met de curator. Schuldeisers – vaak leveranciers – kennen immers hun klant en diens handelwijze, en zij kunnen dan ook meer informatie verschaffen over de door de gefailleerde aangeschafte activa, de bankrekeningen die hij in betere tijden voor zijn transacties gebruikte en wellicht ook zijn huidige verblijfplaats. Met die informatie kan de curator zich dan weer richten tot de gefailleerde met vraag om meer inlichtingen verschaffen, op straffe van inbewaringstelling. Zodoende kunnen de activa worden aangetroffen en te gelde worden gemaakt, waarna de verkoopopbrengsten onder de schuldeisers kunnen worden verdeeld.
Schuldeisers doen er dus goed aan een actievere rol te nemen in het faillissement door de curator te voorzien van alle voor het faillissement relevante informatie. De curator is er immers bij gebaat wanneer met die informatie de activa van de gefailleerde kunnen worden opgespoord. Op hun beurt profiteren de schuldeisers daar weer van, aangezien de curator in beginsel bij uitstek bevoegd is de betreffende activa onder zich te nemen. Deze activa kunnen alsdan te gelde worden gemaakt, waarna de verkoopopbrengst conform de wettelijke rangorde kan worden verdeeld onder de schuldeisers, zodat het faillissement toch met goed gevolg kan worden afgewikkeld.
door Rogier Faase