Dit blijkt uit een aantal recente uitspraken van verschillende rechters in geschillen over de hoogte van bouwleges, waaronder een uitspraak van de Rechtbank Utrecht (23 december 2011, LJN: BU8704 ).
Een gemeente mag leges in rekening brengen voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een bouwvergunning. Dit wordt geregeld in een gemeentelijke bouwlegesverordening. Op grond van de wet mag de opbrengst aan leges niet hoger zijn dan nodig is om de kosten te dekken. Dit betekent overigens niet dat iedere kostenpost kostendekkend hoeft te zijn, maar wel dat het totaal aan leges de kosten dekt.
Het is aan de gemeente om een kostenonderbouwing van de bouwleges te geven. Blijkens de recente uitspraken is het hierbij niet langer voldoende om alleen maar te zeggen dat de opbrengsten van de leges maximaal honderd procent kostendekkend zijn. De gemeente zal dit moeten aantonen. Voor de gemeente geldt dus een verzwaarde bewijslast.
Wanneer de bouwleges veel hoger zijn dan de gemeentelijke kosten rechtvaardigen, kan de rechtbank om die reden zelfs de bouwlegesverordening onverbindend verklaren en de bouwleges op nul vaststellen.
Inmiddels schakelen steeds meer gemeenten over op het gebruik van een rekenmethode van de VNG om de juiste hoogte van de bouwleges te berekenen. Hierdoor zal het minder vaak voorkomen dat bouwlegesverordeningen onverbindend worden verklaard. Dit neemt niet weg dat het lonend kan zijn om kritisch naar de bouwlegesverordening te kijken, zeker in geval van grote(re) projecten.