In de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2015,
ECLI:NL:RBMNE:2015:1828 heeft verzekerde van ASR, nadat hij met zijn Audi A8 tegen een boom is gereden met een aanzienlijke schade aan de auto en de boom ten gevolge, de plaats van het ongeval verlaten. Verzekerde heeft de Audi A8 (deels) in de berm staand achtergelaten en hij heeft de volgende dag een bedrijf gevraagd om de Audi A8 op te halen. Hij heeft de politie niet gewaarschuwd. De politie was wel door een omwonende gealarmeerd, maar zij heeft zonder resultaat – omdat gezien de forse schade aan de Audi A8 de bestuurder daarvan gewond kon zijn – gezocht naar verzekerde. De politie trof op het woonadres van verzekerde alleen zijn partner aan, naar later bleek omdat hij bij zijn vader was gaan slapen.
Verzekerde claimt vervolgens onder meer de door hem geleden, aanzienlijke voertuigschade van ruim € 70.000,-- onder zijn verzekering bij ASR. ASR weigert na een op haar verzoek door CED Forensic B.V. uitgevoerd onderzoek dekking onder de polis, omdat verzekerde door het verlaten van de plaats van het ongeval een onderzoek naar het gebruik van alcohol – ten aanzien waarvan wel het vermoeden bestaat dat daarvan sprake was – onmogelijk heeft gemaakt. ASR heeft eveneens de betreffende verzekering, alsook andere verzekeringen op naam van verzekerde opgezegd en de gegevens van verzekerde intern en extern (doen) registreren.
Verzekerde betrekt ASR vervolgens in een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin hij uitkering van de door hem geleden voertuigschade claimt, alsook een verklaring voor recht dat ASR is tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond van de verzekeringsovereenkomst door dekking te weigeren, door de verzekeringen te beëindigen en door de gegevens van verzekerde intern en extern te registreren. ASR verweert zich tegen die vorderingen met een beroep op haar polisvoorwaarden en op artikel 7:941 lid 2 BW, krachtens welke verzekerde gehouden was om in geval van schade volledige medewerking te verlenen aan onderzoeken en om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen.
De rechtbank overweegt dat verzekerde op grond van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 2 BW volledige medewerking moest verlenen aan een onderzoek van ASR naar de toedracht van het ongeval. Het ligt volgens de rechtbank voor de hand dat zo’n onderzoek ook op alcoholgebruik gericht zou zijn. Daarvoor is doorgaans een bloed- of ademonderzoek noodzakelijk. Dat moet in beginsel zeer kort na het ongeval gedaan worden. Door de plaats van het ongeval te verlaten zonder de komst van de politie af te wachten, door bij zijn vader te gaan slapen zodat de politie hem die nacht niet kon vinden en door ook de volgende dag geen contact met de politie op te nemen, heeft verzekerde dit onderzoek feitelijk onmogelijk gemaakt. Daarmee heeft hij – bedoeld of onbedoeld – geen volledige medewerking verleend aan het onderzoek en ASR niet tijdig alle inlichtingen verschaft die zij nodig had om haar uitkeringsplicht te beoordelen.
Volgens de rechtbank heeft verzekerde met zijn handelen de belangen van ASR geschaad, hetgeen krachtens de polisvoorwaarden tot verval van dekking leidt. Het gaat hierbij volgens de rechtbank niet alleen om het belang om zelf te kunnen onderzoeken wat er gebeurd is, maar ook om het belang om niet uit te keren wanneer zou blijken dat verzekerde gedronken had. De rechtbank gaat er – onder meer nu verzekerde eerder is veroordeeld wegens rijden onder invloed – van uit dat verzekerde op het moment van het ongeval in staat was om rationeel te handelen en dat hij er bewust voor heeft gekozen om weg te gaan, wetende dat ASR belang zou hebben bij een alcoholonderzoek. Verzekerde voert daartoe met een beroep op de wetsgeschiedenis nog aan dat ASR geen redelijk belang heeft wanneer de feiten ook op een andere manier kunnen worden vastgesteld. Volgens de rechtbank is het probleem nu juist dat dat niet mogelijk is. Doordat geen onderzoek heeft plaatsgevonden, kan immers niet worden vastgesteld of verzekerde gedronken had of niet. Het door ASR geleden nadeel is volgens de rechtbank voldoende klemmend om daaraan het verval van het recht op uitkering te mogen verbinden. Volgens de rechtbank had ASR aldus het recht om te weigeren de schade te vergoeden. ASR heeft dus terecht dekking ontzegd en de vorderingen van haar verzekerde om alsnog over te gaan tot uitkering van de voertuigschade, worden door de rechtbank afgewezen.
Ten aanzien van het opzeggen van de verzekeringen door ASR oordeelt de rechtbank dat niet vaststaat dat verzekerde fraude heeft gepleegd of met opzet een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, onder meer omdat het alcoholgebruik niet vaststaat en omdat ook niet vaststaat dat alcoholgebruik de reden van het verlaten van de plaats van het ongeval is. ASR kon daardoor op die grond niet de verzekeringen opzeggen. De gevorderde verklaring voor recht dat ASR is tekortgeschoten in de verplichtingen van de verzekeringsovereenkomst wordt op dit punt toegewezen. Ten aanzien van de registratie in de incidentenregisters dienen partijen zich nog uit te laten over welke gegevens zijn geregistreerd. De beslissing van de rechtbank wordt op dit aangehouden.
Verzekerde claimt vervolgens onder meer de door hem geleden, aanzienlijke voertuigschade van ruim € 70.000,-- onder zijn verzekering bij ASR. ASR weigert na een op haar verzoek door CED Forensic B.V. uitgevoerd onderzoek dekking onder de polis, omdat verzekerde door het verlaten van de plaats van het ongeval een onderzoek naar het gebruik van alcohol – ten aanzien waarvan wel het vermoeden bestaat dat daarvan sprake was – onmogelijk heeft gemaakt. ASR heeft eveneens de betreffende verzekering, alsook andere verzekeringen op naam van verzekerde opgezegd en de gegevens van verzekerde intern en extern (doen) registreren.
Verzekerde betrekt ASR vervolgens in een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin hij uitkering van de door hem geleden voertuigschade claimt, alsook een verklaring voor recht dat ASR is tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond van de verzekeringsovereenkomst door dekking te weigeren, door de verzekeringen te beëindigen en door de gegevens van verzekerde intern en extern te registreren. ASR verweert zich tegen die vorderingen met een beroep op haar polisvoorwaarden en op artikel 7:941 lid 2 BW, krachtens welke verzekerde gehouden was om in geval van schade volledige medewerking te verlenen aan onderzoeken en om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen.
De rechtbank overweegt dat verzekerde op grond van de polisvoorwaarden en artikel 7:941 lid 2 BW volledige medewerking moest verlenen aan een onderzoek van ASR naar de toedracht van het ongeval. Het ligt volgens de rechtbank voor de hand dat zo’n onderzoek ook op alcoholgebruik gericht zou zijn. Daarvoor is doorgaans een bloed- of ademonderzoek noodzakelijk. Dat moet in beginsel zeer kort na het ongeval gedaan worden. Door de plaats van het ongeval te verlaten zonder de komst van de politie af te wachten, door bij zijn vader te gaan slapen zodat de politie hem die nacht niet kon vinden en door ook de volgende dag geen contact met de politie op te nemen, heeft verzekerde dit onderzoek feitelijk onmogelijk gemaakt. Daarmee heeft hij – bedoeld of onbedoeld – geen volledige medewerking verleend aan het onderzoek en ASR niet tijdig alle inlichtingen verschaft die zij nodig had om haar uitkeringsplicht te beoordelen.
Volgens de rechtbank heeft verzekerde met zijn handelen de belangen van ASR geschaad, hetgeen krachtens de polisvoorwaarden tot verval van dekking leidt. Het gaat hierbij volgens de rechtbank niet alleen om het belang om zelf te kunnen onderzoeken wat er gebeurd is, maar ook om het belang om niet uit te keren wanneer zou blijken dat verzekerde gedronken had. De rechtbank gaat er – onder meer nu verzekerde eerder is veroordeeld wegens rijden onder invloed – van uit dat verzekerde op het moment van het ongeval in staat was om rationeel te handelen en dat hij er bewust voor heeft gekozen om weg te gaan, wetende dat ASR belang zou hebben bij een alcoholonderzoek. Verzekerde voert daartoe met een beroep op de wetsgeschiedenis nog aan dat ASR geen redelijk belang heeft wanneer de feiten ook op een andere manier kunnen worden vastgesteld. Volgens de rechtbank is het probleem nu juist dat dat niet mogelijk is. Doordat geen onderzoek heeft plaatsgevonden, kan immers niet worden vastgesteld of verzekerde gedronken had of niet. Het door ASR geleden nadeel is volgens de rechtbank voldoende klemmend om daaraan het verval van het recht op uitkering te mogen verbinden. Volgens de rechtbank had ASR aldus het recht om te weigeren de schade te vergoeden. ASR heeft dus terecht dekking ontzegd en de vorderingen van haar verzekerde om alsnog over te gaan tot uitkering van de voertuigschade, worden door de rechtbank afgewezen.
Ten aanzien van het opzeggen van de verzekeringen door ASR oordeelt de rechtbank dat niet vaststaat dat verzekerde fraude heeft gepleegd of met opzet een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, onder meer omdat het alcoholgebruik niet vaststaat en omdat ook niet vaststaat dat alcoholgebruik de reden van het verlaten van de plaats van het ongeval is. ASR kon daardoor op die grond niet de verzekeringen opzeggen. De gevorderde verklaring voor recht dat ASR is tekortgeschoten in de verplichtingen van de verzekeringsovereenkomst wordt op dit punt toegewezen. Ten aanzien van de registratie in de incidentenregisters dienen partijen zich nog uit te laten over welke gegevens zijn geregistreerd. De beslissing van de rechtbank wordt op dit aangehouden.
Gerelateerd
Verzekering