Schade na diefstal door werknemer soms lastig te verhalen

12 mei 2023, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Diefstal van bedrijfseigendommen door een werknemer, een naar vergrijp waarvan de schade soms moeilijk is te verhalen. Dit bleek maar weer eens in een uitspraak van de kantonrechter Midden-Nederland waarin een werkgever slechts 5% van de werkelijk geleden schade kreeg vergoed.
Buby den Heeten 
Buby den Heeten 
Advocaat - Partner
In dit artikel

Casus

Een werknemer wordt op staande voet ontslagen op 8 februari 2018, protesteert tegen dat ontslag en verblijft nadien nog regelmatig in het pand van de (ex-)werkgever zonder dat daartoe aanleiding is. Op verdenking van fraude wordt de werknemer vanaf 8 februari niet meer toegelaten tot het werk. De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt uiteindelijk door middel van een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd op 9 mei 2018.

Op tweede kerstdag 2018 wordt de voorraad opgemaakt en één van de medewerkers van het bedrijf merkt dat na deze voorraadtelling goederen uit het magazijn verdwijnen. Werkgever hanteert een gesloten systeem van in- en uitgaande goederen en ook uit dit systeem blijkt een tekort. Op 4 februari 2019 is de balans wederom opgemaakt en bleek dat er 716 “wielen” ontbraken met een totale waarde van iets meer dan € 8.000,00.

Vanwege verdenking van diefstal van deze bedrijfseigendommen heeft de werkgever op 25 januari 2019 een camera gekocht en geïnstalleerd in het magazijn. Op de camerabeelden is te zien dat de ex-werknemer op 28 januari 2019 in het magazijn is geweest en het magazijn heeft verlaten met een doos in zijn handen. Tijdens de zitting geeft de ex-werknemer geen deugdelijke reden aan waarom hij die dag in het magazijn met een doos in zijn handen heeft rondgelopen. Hij betwist dat hij de doos mee naar buiten heeft genomen. Hij stelt dat het zomaar zou kunnen dat hij de doos op de balie heeft neergezet omdat de doos door een klant moest worden afgehaald.

Beoordeling kantonrechter

De kantonrechter acht deze verklaring terecht niet aannemelijk. Volgens de kantonrechter valt niet in te zien waarom hij op 28 januari 2019 nog in het magazijn was terwijl hij al bijna een jaar niet meer werd toegelaten tot zijn werkzaamheden en het dienstverband in mei 2018 al was geëindigd. De kantonrechter constateert dat er voor de ex-werknemer geen deugdelijke reden is om in het magazijn met een doos in zijn handen rond te lopen.

Op het eerste oog lijkt hiermee de zaak rond. De kantonrechter acht het ook aannemelijk dat er na de voorraadtelling in december wielen uit het magazijn zijn weggenomen en daarmee lijkt de vordering voor toewijzing gereed. De kantonrechter oordeelt echter dat er onvoldoende bewijs is dat de ex-werknemer andere wielen dan de doos waarmee hij betrapt is op de camerabeelden heeft weggenomen. Het enkele feit dat de wielen uit het magazijn ontbreken, is volgens de kantonrechter onvoldoende om te concluderen dat de ex-werknemer voor het gehele voorraadverschil verantwoordelijk is. De kantonrechter komt op basis van de grootte van de doos, de grootte van de wielen en de gemiddelde verkoopprijs tot een schatting van de schade van werkgever en begroot deze op € 400,00. Als doekje voor het bloeden krijgt de werkgever ook de aanschafkosten van de camera vergoed als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid onder b BW. De kantonrechter meent dat vanwege het geconstateerde grote voorraadverschil de werkgever in redelijkheid die camera had kunnen aanschaffen.

De werkgever heeft ook forse kosten moeten maken voor de procedure en vordert de werkelijk gemaakte kosten ter grootte van ongeveer € 4.200,00. Ook hierin krijgt hij de kantonrechter niet aan zijn zijde. De kantonrechter oordeelt dat zich niet de situatie voordoet dat het verweer van de werknemer, in verband met de betrokken belangen van werkgever achterwege had behoren te blijven. De enkele omstandigheid dat de werknemer in de procedure grotendeels in het ongelijk is gesteld is hiervoor onvoldoende. Daarmee volgt een proceskostenveroordeling volgens het liquidatietarief, waarin maar zo’n 25% van de werkelijk gemaakte kosten worden toegewezen. De werkgever gaat met andere woorden de procedures slechter uit dan dat hij is ingegaan.

Een dergelijke uitspraak zal bij veel werkgevers een groot gevoel van onrechtvaardigheid oproepen. Strikt juridisch lijkt de uitspraak wel in orde. Mogelijk zou met andere argumenten een beter resultaat bereikt hebben kunnen worden, maar ook hier geldt dat degene die stelt ook moet bewijzen. Om te voorkomen dat u als werkgever wordt geconfronteerd met grote schades ten gevolge van fraude is preventie van groot belang. Als er vermoedens ontstaan van fraude moeten de juiste stappen gezet worden om (a) de schade te beperken en (b) het verhaal van de schade in een procedure te optimaliseren.

Het fraudeteam van Dirkzwager staat u graag bij mocht u onverhoopt met een dergelijke situatie worden geconfronteerd.

Gerelateerd

Raad van State niet overtuigd van Wet VBAR: ‘fundamentele hervormingen ontbreken’

De afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: “de Raad”) heeft stevige kritiek geuit op het wetsvoorstel Wet Verduidelijking Beoordeling...

Belastingdienst publiceert kader voor beoordeling arbeidsrelaties per 1 januari a.s.!

De Belastingdienst heeft eind vorige week het document Toelichting Beoordeling Arbeidsrelaties gepubliceerd. Hierin verduidelijkt de Belastingdienst de...

Klokkenluider of schender van bedrijfsgeheimen en privacyrechten? Wat werkgevers moeten weten en doen

Goed omgaan met meldingen en acties van werknemers die (mogelijk) klokkenluider zijn, is complex. Dit illustreert een recente uitspraak van gerechtshof Den...

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.
No posts found