Vandaag komt in deze “Roadmap reorganisatie” de toepassing van het afspiegelingsbeginsel aan de orde.
Per 1 maart 2006 staat bij bedrijfseconomische ontslagen het afspiegelingsbeginsel centraal. Voor die tijd gold het anciënniteitsbeginsel, op basis waarvan werknemers met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag in aanmerking kwamen. Dit leidde ertoe dat bij bedrijfseconomische ontslagen met name jongere werknemers dienden te vertrekken. Het afspiegelingsbeginsel leidt bij bedrijfseconomische ontslagen tot een spreiding van de ontslagen over verschillende leeftijdscohorten, en gaat de eerdere tendens tot vergrijzing tegen.
Zoals in eerdere artikelen uit deze reeks werd uiteengezet, vindt afspiegeling plaats per onderneming of per bedrijfsvestiging. Vervolgens dienen de voor ontslag voor te dragen werknemers binnen de aanwezige categorieën uitwisselbare functies te worden geselecteerd.
Bij gedwongen ontslagen zal de werkgever binnen de te reduceren categorieën uitwisselbare functies eerst de arbeidsrelaties met flexibele werknemers moeten beëindigen. Wordt de noodzakelijke krimp daarmee niet gerealiseerd, dan kunnen vaste werknemers voor ontslag worden voorgedragen.
In dat kader dient de werkgever allereerst de werknemers per categorie uitwisselbare functies in te delen in vijf leeftijdsgroepen (15 tot 25 jaar; 25 tot 35 jaar; 35 tot 45 jaar; 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar). De op de peildatum geldende leeftijd is hier bepalend.
Vervolgens moet worden bepaald hoe de ontslagen over de verschillende leeftijdsgroepen moeten worden verdeeld. Daartoe worden de procentuele aandelen van de leeftijdsgroepen in het totaal berekend. Het totale aantal ontslagen wordt vervolgens op basis van de berekende aandelen over de leeftijdsgroepen verdeeld.
Is het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag moet worden voorgedragen vastgesteld, dan geldt binnen de leeftijdsgroep het anciënniteitsbeginsel: de werknemers met het kortste dienstverband komen binnen een leeftijdsgroep als eerste voor ontslag in aanmerking.
De volgende keer zal mijn collega Marieke Hulstijn-Botter ingaan op de met regelmaat bij reorganisaties toegepaste “stoelendans”.