De voorbije weken zijn er in deze ‘’Roadmap reorganisatie’’ verschillende onderdelen van een reorganisatietraject aan bod gekomen. In dit elfde artikel wordt ingegaan op het beëindigingstraject.
De beëindiging van de arbeidsovereenkomst van (niet herplaatste) boventallige werknemers kan op verschillende manieren worden gerealiseerd:
- door schriftelijke instemming van de werknemer met de opzegging;
- met wederzijds goedvinden (op basis van een vaststellingsovereenkomst);
- door opzegging met schriftelijke toestemming van het UWV of de ontslagcommissie.
Vandaag wordt ingegaan op de onder 2 en 3 genoemde beëindigingsvormen, waarvan bij reorganisatietrajecten veelal gebruik wordt gemaakt.
Beëindiging met wederzijds goedvinden
Veel Sociaal Plannen schrijven voor dat aan boventallige werknemers een vaststellingsovereenkomst wordt aangeboden, waarin (aan het Sociaal Plan ontleende) voorwaarden voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden opgenomen.
Op basis van artikel 7:670b lid 1 BW wordt een dergelijke vaststellingsovereenkomst schriftelijk gesloten. De vaststellingsovereenkomst kan binnen veertien dagen door de werknemer worden ontbonden (of binnen drie weken indien de werkgever de werknemer niet op dat recht heeft gewezen). Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd met wederzijds goedvinden hoeft de gang naar het UWV niet te worden gemaakt.
Ontslagvergunning via het UWV of de ontslagcommissie
Bij afwezigheid van overeenstemming over de inhoud van een vaststellingsovereenkomst zal de werkgever een ontslagvergunning moeten aanvragen bij het UWV of de bij cao ingestelde ontslagcommissie. Indien er een ontslagcommissie is ingesteld, zal deze commissie – in plaats van het UWV – oordelen over het verzoek van de werkgever.
In de Regeling UWV ontslagprocedure zijn procedureregels opgenomen waaraan het UWV zich bij de behandeling van een aanvraag zal houden. Indien toestemming voor ontslag wordt verleend zal de werkgever gedurende vier weken de arbeidsovereenkomst met de werknemer mogen opzeggen. Bij opzegging moet de werkgever de geldende opzegtermijn in acht nemen. Daarop kan krachtens artikel 7:672 lid 5 BW de behandelingsduur van de aanvraag bij het UWV in mindering worden gebracht, met dien verstande dat ten minste één maand resteert.
De Kantonrechter
Als door de werkgever wordt opgezegd met toestemming van het UWV (of een ontslagcommissie), dan kan de werknemer de kantonrechter vragen om de arbeidsovereenkomst te herstellen, of aan hem een billijke vergoeding toe te kennen (zie artikel 7:682 BW). De kantonrechter toetst hierbij aan dezelfde criteria als het UWV of de ontslagcommissie. Wordt toestemming door het UWV of de ontslagcommissie geweigerd, dan kan de werkgever binnen twee maanden na die weigering de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder a BW (bedrijfseconomische omstandigheden).
De volgende keer zal mijn collega Cas Jacobs binnen deze roadmap reorganisatie ingaan op de herplaatsing.