Op 14 september 2019 heeft de Hoge Raad in de zogenaamde Kolom-beschikking bepaald dat een werknemer recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding, indien sprake is van een structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur (>20%). De reden hiervoor is dat een werknemer anders in geval van een latere algehele beëindiging van het dienstverband een deel van zijn transitievergoeding mist.
Onduidelijkheid bestond over de vraag of de rechtsregel uit de Kolom-beschikking ook opgaat indien een werknemer intern wordt herplaatst in een lager betaalde functie. Ook in dat geval loopt de werknemer bij een latere beëindiging van het dienstverband een deel van zijn transitievergoeding mis. Wat was er precies aan de hand?
De casus
Werkneemster was als lerares werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Haar salaris bedroeg € 3.313,- bruto per maand. Vervolgens is werkneemster ziek uitgevallen. Het UWV oordeelde dat werkneemster blijvend ongeschikt is voor het eigen werk, wel intern herplaatst kon worden in een andere functie. Aan werkneemster is vervolgens ontslag verleend als lerares wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, maar is gelijktijdig voor onbepaalde tijd benoemd tot onderwijsassistente met een werktijdfactor van 0,8 en een salaris van € 1.706,40 bruto per maand.
Werkneemster verzoekt werkgever te veroordelen tot het betalen van een transitievergoeding. Indien enkel wordt gekeken naar de vermindering van de arbeidsduur zou de werknemer recht hebben op 20% van de transitievergoeding. Indien (ook) de salarisvermindering als gevolg van de herplaatsing in de lager betaalde functie in ogenschouw wordt genomen, dan zou de werknemer aanspraak maken op ca. 50% van de transitievergoeding.
Beantwoording prejudiciële vraag door de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de salarisvermindering als gevolg van de herplaatsing in de lager betaalde functie niet in ogenschouw dient te worden genomen. Herplaatsing in een andere passende functie is niet op een lijn te stellen met gedeeltelijke beëindiging van een arbeidsovereenkomst, zoals aan de orde was in de Kolom-beschikking. Die wettelijke regeling is niet bedoeld om een vergoeding aan de werknemer toe te kennen voor verlies van inkomen om andere redenen.
Als de werknemer een inkomensachteruitgang heeft van ten minste twintig procent die het gevolg is van de combinatie van een structurele vermindering van de arbeidsduur met minder dan twintig procent en herplaatsing in een functie met een lager salaris, bestaat evenmin aanspraak op een (gedeeltelijke) transitievergoeding. In dat geval is immers niet sprake van een substantiële vermindering van de arbeidsduur als bedoeld in de Kolom-beschikking.
In dit geval is dus, nu de arbeidsduur van werkneemster werd verminderd van honderd procent naar tachtig procent, sprake van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:673 BW voor twintig procent, die de werkneemster – zoals het hof heeft geoordeeld – aanspraak geeft op een gedeeltelijke transitievergoeding van 20%. Een vermindering van salaris die het gevolg is van herplaatsing in een lager betaalde functie geeft geen recht op een transitievergoeding.
Heeft u vragen over deze beschikking, herplaatsing van werknemers en/of over de transitievergoeding, neemt u dan gerust contact met ons op via 024 - 381 31 24.