De uitleg van een referentie-eis en de vraag of een inschrijver daaraan voldoet, is regelmatig onderwerp van geschil. Recent moest de Haarlemse voorzieningenrechter zich buigen over de vraag of voldaan was aan de eis dat het referentieproject gelijkwaardig moet zijn aan de aanbestede overeenkomst (vzr. rb. Haarlem 16 februari 2011; gepubliceerd 22 april 2011; LJN:BP9887).
De zaak
De zaak betrof een aanbesteding van een provincie voor de inhuur van nautisch personeel. De referentie-eis luidde als volgt:
“ Een inschrijver dient 1 (één) referentie te overleggen waarmee wordt aangetoond ervaring te hebben met het uitvoeren van opdrachten van vergelijkbare inhoud en omvang. De referentie moet een opdracht betreffen die een soortgelijke contractduur heeft gehad en mag niet ouder zijn dan 5 jaar. (…) Met inhoud wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst of deze past binnen deze uitvraag voor nautisch personeel en andere gerelateerde functies (bv pontbedienaar). Met inhoud en omvang wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst naar gelijkwaardigheid aan deze raamovereenkomst.”
Op de aanbesteding hebben twee marktpartijen ingeschreven. De provincie heeft een inschrijving ongeldig verklaard en de opdracht voorlopig gegund aan de andere inschrijver. De niet-gegunde inschrijver startte een kort geding. Hij betwiste niet de ongeldigheid van zijn inschrijving, maar stelde dat ook de andere inschrijver ongeldig had ingeschreven althans dat de andere inschrijver niet aan voornoemde referentie-eis heeft voldaan.
Ongeldig maar wel belang bij vordering tot heraanbesteding
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter (naar vaste jurisprudentie) dat ook indien de eisende partij ongeldig is, hij nog steeds belang heeft bij de ongeldigverklaring van de andere inschrijver. In dat geval heeft de provincie immers uitsluitend ongeldige inschrijvingen ontvangen. Een heraanbesteding is dan geboden.
Hoe moet een eis worden uitgelegd en worden getoetst door de rechter?
Vervolgens gaat de voorzieningenrechter in op de uitleg van de referentie-eis. In lijn met de bestaande jurisprudentie wordt overwogen dat een aanbestedende dienst eisen ondubbelzinnig moet formuleren in de aanbestedingsstukken. Bij de uitleg van een eis wordt acht geslagen op de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van alle aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn gesteld. Ten slotte geldt dat slechts in geval van aperte- procedurele dan wel inhoudelijke- onjuistheden, plaats is voor ingrijpen van de voorzieningenrechter.
‘Gelijkwaardig’ betekent dat aantal uren globaal moet overeenstemmen
Bij de beoordeling van de litigieuze referentie-eis overweegt de voorzieningenrechter dat in de aanbestedingsleidraad een tabel is opgenomen met de verwachte aantallen te werken uren, uitkomend op een totaal van 51.477 per jaar. “ Daarom moet voorshands worden geconcludeerd dat met de zin Met inhoud en omvang wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst naar gelijkwaardigheid aan deze raamovereenkomst niets anders bedoeld kan zijn dan dat het aantal in het referentieproject gewerkte uren (globaal) dient overeen te stemmen met het in de tabel onder 1.6 genoemde aantal van 51.477”, aldus de rechter.
Met het referentieproject zou tussen 16.600 en 20.844 uur op jaarbasis gemoeid zijn. De voorzieningenrechter overweegt dat –ook bij marginale toetsing- daarmee het referentieproject niet gelijkwaardig is aan de aanbestede overeenkomst.
Derhalve wordt de provincie veroordeeld om tot heraanbesteding over te gaan (voor zover zij nog de opdracht in de markt wenst te zetten).
De zaak
De zaak betrof een aanbesteding van een provincie voor de inhuur van nautisch personeel. De referentie-eis luidde als volgt:
“ Een inschrijver dient 1 (één) referentie te overleggen waarmee wordt aangetoond ervaring te hebben met het uitvoeren van opdrachten van vergelijkbare inhoud en omvang. De referentie moet een opdracht betreffen die een soortgelijke contractduur heeft gehad en mag niet ouder zijn dan 5 jaar. (…) Met inhoud wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst of deze past binnen deze uitvraag voor nautisch personeel en andere gerelateerde functies (bv pontbedienaar). Met inhoud en omvang wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst naar gelijkwaardigheid aan deze raamovereenkomst.”
Op de aanbesteding hebben twee marktpartijen ingeschreven. De provincie heeft een inschrijving ongeldig verklaard en de opdracht voorlopig gegund aan de andere inschrijver. De niet-gegunde inschrijver startte een kort geding. Hij betwiste niet de ongeldigheid van zijn inschrijving, maar stelde dat ook de andere inschrijver ongeldig had ingeschreven althans dat de andere inschrijver niet aan voornoemde referentie-eis heeft voldaan.
Ongeldig maar wel belang bij vordering tot heraanbesteding
Allereerst overweegt de voorzieningenrechter (naar vaste jurisprudentie) dat ook indien de eisende partij ongeldig is, hij nog steeds belang heeft bij de ongeldigverklaring van de andere inschrijver. In dat geval heeft de provincie immers uitsluitend ongeldige inschrijvingen ontvangen. Een heraanbesteding is dan geboden.
Hoe moet een eis worden uitgelegd en worden getoetst door de rechter?
Vervolgens gaat de voorzieningenrechter in op de uitleg van de referentie-eis. In lijn met de bestaande jurisprudentie wordt overwogen dat een aanbestedende dienst eisen ondubbelzinnig moet formuleren in de aanbestedingsstukken. Bij de uitleg van een eis wordt acht geslagen op de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van alle aanbestedingsstukken. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin die stukken zijn gesteld. Ten slotte geldt dat slechts in geval van aperte- procedurele dan wel inhoudelijke- onjuistheden, plaats is voor ingrijpen van de voorzieningenrechter.
‘Gelijkwaardig’ betekent dat aantal uren globaal moet overeenstemmen
Bij de beoordeling van de litigieuze referentie-eis overweegt de voorzieningenrechter dat in de aanbestedingsleidraad een tabel is opgenomen met de verwachte aantallen te werken uren, uitkomend op een totaal van 51.477 per jaar. “ Daarom moet voorshands worden geconcludeerd dat met de zin Met inhoud en omvang wordt bedoeld dat uw referentie wordt getoetst naar gelijkwaardigheid aan deze raamovereenkomst niets anders bedoeld kan zijn dan dat het aantal in het referentieproject gewerkte uren (globaal) dient overeen te stemmen met het in de tabel onder 1.6 genoemde aantal van 51.477”, aldus de rechter.
Met het referentieproject zou tussen 16.600 en 20.844 uur op jaarbasis gemoeid zijn. De voorzieningenrechter overweegt dat –ook bij marginale toetsing- daarmee het referentieproject niet gelijkwaardig is aan de aanbestede overeenkomst.
Derhalve wordt de provincie veroordeeld om tot heraanbesteding over te gaan (voor zover zij nog de opdracht in de markt wenst te zetten).
Gerelateerd
Aanbesteding