De Afdeling heeft twee uitspraken gedaan over de gevolgen van een positieve weigering van een natuurvergunning. Twee veehouderijen, gevestigd in Vinkel en Putten, hadden een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend in bij gedeputeerde staten van respectievelijk Noord-Brabant en Gelderland. In beide gevallen werd de vergunning geweigerd, omdat door intern salderen de aangevraagde bedrijfssituaties ten opzichte van de referentiesituatie niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op de betrokken Natura 2000-gebieden. Sinds de inwerkingtreding van de Spoedwet aanpak Stikstof is bij intern salderen geen vergunning meer vereist, reden voor GS om de vergunning te weigeren. De veehouderijen hebben beide hoger beroep ingesteld, omdat zij toch een vergunning willen, omdat dit meer rechtszekerheid biedt dan een positieve weigering.
De Afdeling overweegt dat hoewel zij erkent dat het wegvallen van de vergunningsplicht tot onzekerheid kan leiden, de huidige wetgeving momenteel geen ruimte biedt voor het verlenen van een natuurvergunning in deze situatie. De wetgever heeft weliswaar het voornemen geuit om projecten met intern salderen opnieuw vergunningplichtig te maken, maar de bestuursrechter kan daarop niet vooruitlopen. De keuze om dit daadwerkelijk te doen en de wijze waarop is namelijk aan de wetgever. Wij zijn benieuwd of de wetgever hier op korte termijn werk van gaat maken. Afgelopen najaar is een motie om de herintroductie van de vergunningplicht zo spoedig mogelijk te behandelen nog afgewezen.
In de Puttense kwestie is verder interessant dat de Stichting Stikstof Claim, die naast de veehouderij hoger beroep heeft ingesteld, niet als belanghebbende kon worden aangemerkt en haar beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Uit de uitspraak volgt dat bij de positieve weigering alleen de aanvrager belanghebbende is.
Heeft u vragen over een positieve weigering of intern salderen? Neem contact op met Bart de Haan en/of Tessa Hubregtse.