Productaansprakelijkheid, het begrip ‘product’

3 juni 2016, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Met de productaansprakelijkheidsregelgeving van boek 6, titel 3, afd. 3 BW (artikel 6:185 ev) is beoogd de Europese Productaansprakelijkheidsrichtlijn van 25 juli 1985 te implementeren. Voor deze sinds 1 november 1990 in het BW verwoorde ‘zuivere productaansprakelijkheid’ van de producent moet voldaan zijn aan diverse elementen. Zo moet het gaan om een specifiek product, schade door een gebrek aan dat product, en moet het gaan om specifieke schade.(Risico) aansprakelijkheid, tenzij….Wanneer a...
In dit artikel
Met de productaansprakelijkheidsregelgeving van boek 6, titel 3, afd. 3 BW (artikel 6:185 ev) is beoogd de Europese Productaansprakelijkheidsrichtlijn van 25 juli 1985 te implementeren. Voor deze sinds 1 november 1990 in het BW verwoorde ‘zuivere productaansprakelijkheid’ van de producent moet voldaan zijn aan diverse elementen. Zo moet het gaan om een specifiek product, schade door een gebrek aan dat product, en moet het gaan om specifieke schade.

(Risico) aansprakelijkheid, tenzij….

Wanneer aan al deze elementen is voldaan, is aansprakelijkheid in principe gegeven. We spreken daarom van een risicoaansprakelijkheid. De benadeelde hoeft geen schuld van de producent aan te tonen. De regeling bestaat naast de overige aansprakelijkheidsgronden, zoals artikel 6:162 BW, en heeft dus geen exclusieve werking.

Zoals gezegd is aansprakelijkheid in principe gegeven als aan voornoemde elementen is voldaan. Er geldt namelijk een ‘tenzij regel’: de uitzonderingen zijn vastgelegd in een limitatieve opsomming in artikel 6:185 BW. Zo is bijvoorbeeld niet aansprakelijk de producent die het product niet daadwerkelijk in het verkeer heeft gebracht, de producent van een product waarvan het gebrek het gevolg is van dwingende overheidsvoorschriften, of de producent die zijn product zonder economisch doel en buiten uitoefening van een bedrijf heeft vervaardigd. Op een andere uitzondering uit de ‘tenzij regel’ zal ik hierna nader ingaan.

Eenmaal roerend….

Een van de kernelementen in de productaansprakelijkheidsregeling is het ‘productbegrip’. Uit artikel 6:187 BW volgt dat onder product voor de toepassing van de productaansprakelijkheidsregeling wordt verstaan een roerende zaak, ook nadat deze een bestanddeel is gaan vormen van een andere roerende of onroerende zaak, alsmede elektriciteit. Dus eenmaal roerend, dan blijft de zaak onder het productaansprakelijkheidsregime vallen, ook als de zaak in goederenrechtelijke zin roerend is geworden doordat het een onderdeel van een onroerende zaak is geworden.

De definities van roerende en onroerende zaken zijn te vinden in de artikelen 3:2 en 3:3 BW. Daaruit volgt dat van een roerende zaak sprake is indien het gaat om een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object, dat niet onroerend is. Onroerend zijn grond, niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde beplantingen en gebouwen en werken die duurzaam (al dan niet rechtstreeks) met de grond zijn verenigd.

Aan artikel 6:187 BW is specifiek elektriciteit toegevoegd. Dat is namelijk geen zaak in de zin van artikel 3:2 BW. Evenals elektriciteit vallen gas en water ook onder de productaansprakelijkheidsregeling.

Niet altijd is duidelijk wanneer een product al dan niet als product in de zin van artikel 6:187 BW kan worden aangemerkt. Zo bestaat onduidelijkheid over software. Als het op een materiële drager is vastgelegd (dus een roerende zaak), valt het wel onder het ‘productbegrip’.

Mest valt bijvoorbeeld ook onder dit begrip. Aanvankelijk vielen in Nederland landbouwgrondstoffen en producten van de jacht niet onder het ‘productbegrip’, maar door de BSE-affaire (gekke koeienziekte) staat de Europese Richtlijn dergelijke uitzonderingen niet meer toe. Per 4 december 2000 vallen deze zaken dus ook onder het ‘ productbegrip’. Daarmee is ook de onduidelijkheid verdwenen over het moment van eerste verwerking of bewerking van landbouwgrondstoffen. Vanaf dat moment vielen deze producten immers ook vóór 4 december 2014 onder de productaansprakelijkheidsregels van artikel 6:185 ev BW.

Grond- of hulpstof/bestanddeel

Het verwerken van een product of grondstof in een ander product maakt niet dat de mogelijkheid om een beroep te doen op de regeling van productaansprakelijkheid wegvalt. Daarbij doet het niet ter zake of het product opgaat in een andere roerende zaak of zelfs voortaan (althans goederenrechtelijk gezien) als onroerend dient te worden aangemerkt. De oorspronkelijke producent blijft aansprakelijk voor de gebreken in ‘zijn’ oorspronkelijke product.

Dat is anders indien een grondstof of bestanddeel van oorsprong niet gebrekkig was, maar door onjuiste toepassing of verwerking in een eindproduct wel tot een gebrekkig product leidt.

Ook dit is één van de elementen uit de limitatieve opsomming uit artikel 6:185, die ik reeds hiervoor besprak. In sub f van dat artikel is namelijk bepaald dat geen aansprakelijkheid van de producten van een grondstof of fabrikant van een onderdeel bestaat indien het gebrek is te wijten aan het ontwerp van het product waarvan het onderdeel een bestanddeel vormt, dan wel aan de instructies die door de fabrikant van het (hoofd)product zijn verstrekt. In dat laatste valt bijvoorbeeld aan etiketteringseisen te denken. In die gevallen is het risico dus voor de (eind)producent.

Daarbij dient wel te worden aangetekend dat de producent van een halffabricaat niet zomaar de samenstelling van zijn product kan wijzigen. In het arrest Koolhaas/ Rockwool van de Hoge Raad van 22 oktober 1999 (NJ 2000, 159) is uitgemaakt dat de ook de fabrikant van een halffabricaat moet onderzoeken welk effect de gewijzigde productsamenstelling zal hebben bij de uiteindelijke afnemers. In die zaak leverde een producent steenwol als halffabricaat aan potgrondfabrikanten, die op hun beurt de potgrond leverden aan telers. Nadat de producent de samenstelling van de steenwol wijzigde, leden de telers schade. Dit viel binnen de risicosfeer van de fabrikant van de steenwol. Daaraan deed niet af dat dit product niet in absolute zin ongeschikt is gebleken voor het door de rechtstreekse afnemer beoogde doel.

Er lopen bij deze uitzondering van sub f overigens twee elementen van de productaansprakelijkheid, ‘product’ en ‘gebrek’, door elkaar. Zoals in een ander artikel op deze kennispagina verder wordt uiteengezet, is een product is in principe gebrekkig, wanneer het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten (artikel 6:186 BW).

Conclusie

Een roerende zaak valt onder de ‘zuivere productaansprakelijkheidsregels’ van artikel 6:185 ev BW, zelfs als de zaak van hoedanigheid verandert. Een fabrikant van een niet-gebrekkig bestanddeel kan wel een beroep doen op de zogenoemde ‘tenzij clausule’ wanneer kort gezegd zijn product onderdeel is gaan uitmaken van een zaak die als geheel gebrekkig is door handelen of nalaten van de eindproducent.

Gerelateerd