Procederen in hoger beroep: vlieg niet op de automatische piloot

31 augustus 2018, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Een treffend voorbeeld van de juistheid van de stelling dat procederen in hoger beroep toch een vak apart is.
Tom van Malssen 
Tom van Malssen 
Advocaat bij de Hoge Raad - Partner
In dit artikel

Het ging om een verdelingsgeschil tussen een aantal erven. Op enig moment was tussen de erven een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de procedure vorderde één van de erven (tevens appellant in het hoger beroep) een geldbedrag van de andere erven. Hieraan legde hij een beroep op dwaling ten grondslag, onderbouwd met de stelling dat na vernietiging van de vaststellingsovereenkomst een nieuwe verdeling plaats zou moeten vinden met inachtneming van het gevorderde bedrag. Hij had echter geen vernietiging van de vaststellingsovereenkomst gevorderd.

De rechtbank overwoog in eerste aanleg onder meer het volgende:

“4.13. De rechtbank overweegt dat een geslaagd beroep op dwaling leidt tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. [appellant] heeft echter geen vernietiging van de vaststellingsovereenkomst gevorderd, maar betaling van een geldbedrag. Nu een geslaagd beroep op dwaling niet kan leiden tot toewijzing van een geldbedrag, kan dwaling niet dienen als grondslag voor het door [appellant] gevorderde en is het gevorderde reeds daarom niet toewijsbaar.”

Ten overvloede had de rechtbank verder nog overwogen dat het beroep op dwaling ook op inhoudelijke gronden niet kan slagen.

In hoger beroep richt de in het ongelijk gestelde erfgenaam geen grieven tegen de zojuist geciteerde – dragende – overweging van de rechtbank. Hij richt uitsluitend grieven tegen de overwegingen ten overvloede.

Wel bevatte de memorie van grieven de standaardzin dat appellant het geding “in volle omvang” aan het hof voor wilde leggen. Een dergelijke zin – die in zeker 80 tot 90 % van de memories van grieven is ingekopieerd – heeft echter geen zelfstandige betekenis, nu het grievenstelsel met zich brengt dat uitsluitend behoorlijk in het geding gebrachte en voor de wederpartij ook als zodanig kenbare grieven door het hof moeten worden beoordeeld.

Gevolg van het voorgaande is dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch als “onbestreden rechtbankoordeel” aan moet nemen dat dwaling niet kan dienen als grondslag voor de geldvordering van de erfgenaam die de procedure aanhangig had gemaakt. De grieven tegen de door de rechtbank ten overvloede gegeven overwegingen zijn overbodig.

En de erfgenaam staat met lege handen.

Gerelateerd

Bewijsbeslag en zoekwoorden: welke woorden zijn relevant?

Het kiezen van de juiste zoekwoorden voor een bewijsbeslag kan soms een puzzel zijn: als beslaglegger wil je graag verlof krijgen om beslag te leggen, maar het...

Twee arresten over de eisen aan een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor (2)

De Hoge Raad heeft op 15 juli jl. twee hoven teruggefloten naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. De twee hoven (te...

Twee arresten over de eisen aan een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor (1)

De Hoge Raad heeft op 15 juli jl. twee hoven teruggefloten naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor. De twee hoven (te...

Let op: het overlijden van een partij betekent (meestal) niet het einde van de procedure

Bij het overlijden van een partij tijdens een procedure is het zaak, zowel voor advocaten als voor erfgenamen, om zich rekenschap te geven van de gevolgen van...

Dagvaarding niet tijdig aangebracht? Slechts één kans op herstel!

Twee hoven (Den Bosch en Arnhem-Leeuwarden) werden recentelijk geconfronteerd met eenzelfde vraagstuk: als de dagvaarding niet tijdig is aangebracht, en...

Hoge Raad: gezag van gewijsde ziet ook op ongunstige beslissingen die gunstig dictum dragen

Het gezag van gewijsde (236 Rv) kan worden ingeroepen als in een ander geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder...
No posts found