Gebruik portret
De eiser constateert dat er sinds 2013 foto’s van hem worden gebruikt op de internetsite van PostNL. En vanaf 2014 heeft hij geconstateerd dat er busjes en vrachtwagens van PostNL zijn bestickerd met zijn portret, dat hij op grote posters en in een reclamespot van PostNL is te zien. Eiser stelt dat dit zonder zijn toestemming is, en dat hiermee sprake is van inbreuk op zijn portretrecht. Logistics, een dochter van Post NL, en de eigenlijke werkgever, stelt dat wel degelijk sprake is van toestemming.
Portretrechten
Uitgangspunt is dat degene die op een foto is afgebeeld, zonder dat hij daartoe opdracht heeft gegeven, zich op grond van Artikel 21 Auteurswet tegen publicatie daarvan kan verzetten, indien hij daarbij een "redelijk belang" heeft. Zo’n redelijk belang kan het recht op privacy zijn, de bescherming van eer en goede naam en/of een financieel belang. Dan kan de bescherming van portretrecht worden ingeroepen.
Toestemming?
Het inroepen van portretrechten is niet mogelijk indien er toestemming is verleend voor het gebruik van het portret. De vraag die in deze zaak rijst, is of en zo ja waarvoor, dus voor welk gebruik van het portret, precies toestemming is verleend. De rechtbank verwoordt het zo:
Of toestemming geacht moet worden te zijn verleend en zo ja, onder welke voorwaarden dient te worden beoordeeld aan de hand van het algemene overeenkomstenrecht. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Op grond van het bepaalde in artikel 150 Rv, rust bovendien op Logistics de bewijslast van dit bevrijdend verweer. De kantonrechter constateert dat de door [eiser] gegeven toestemming niet schriftelijk is vastgelegd en dat partijen twisten over de reikwijdte van de gegeven toestemming. De kantonrechter overweegt in dit kader dat toestemming tot het portretteren niet gelijk kan worden gesteld met toestemming tot publiceren. Dat [eiser] zich op een bepaalde manier heeft laten portretteren, betekent dan ook niet dat hij daarmee toestemming voor heeft gegeven voor het (onbeperkte) gebruik van zijn portret door Logistics. Nu op Logistics voorts geen begin van bewijs heeft geleverd dat door [eiser] onbeperkte toestemming is verleend en hiervan overigens ook geen bewijs heeft aangeboden, faalt het verweer van Logistics dat [eiser] toestemming heeft verleend voor het bestreden gebruik van zijn portret.
Inbreuk portretrecht
Vervolgens is de vraag aan de orde of de eiser een redelijk belang heeft. Kan hij zich verzetten tegen publicatie van zijn foto, op transportmiddelen en in reclamefilmpjes? De kantonrechter meent dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord "nu beide vormen van gebruik, onbetwist, zijn aan te merken als gebruik ter fine van een reclame-uiting van Logistics".
Ook de context van het portret wordt meegewogen: de eiser "staat bovendien tezamen met een collega centraal op de gebruikte afbeeldingen. Het is dan ook geen foto van bijvoorbeeld een straatbeeld waarop [eiser] min of meer toevallig voorkomt tussen diverse anderen en/of waarop hij voor zijn kennissen niet of nauwelijks herkenbaar is."
De eiser (en diens collega) hebben weliswaar voor de foto geposeerd en meegewerkt aan de totstandkoming van de filmbeelden, maar de rechtbank neemt aan dat dit "slechts voor intern gebruik" is.
De rechter constateert dat de toestemming is ook niet schriftelijk is vastgelegd, en dat partijen twisten over de reikwijdte van de gegeven toestemming.
Redelijk belang?
De rechter overweegt dat, als het gaat om gebruik van een portret zonder toestemming in een reclame-uiting, nog steeds de leer van het Discodanser-arrest uit 1997 geldt, namelijk dat de geportretteerde in beginsel steeds een redelijk belang zal hebben om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret ter ondersteuning van een commerciële reclame-uiting:
De geportretteerde zal door het publiek immers geassocieerd worden met het betreffende product of de dienst, waarbij het publiek in het algemeen - en doorgaans terecht - ervan uit zal gaan dat het gebruik van het portret niet zal zijn geschied zonder toestemming van de geportretteerde en de opname van het portret in de reclame-uiting zal opvatten als een blijk van publieke ondersteuning van het product of de dienst door de geportretteerde. Op deze gronden is het op een dergelijke wijze gebruiken van een portret in beginsel aan te merken als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de geportretteerde (strijd met artikel 8 EVRM). Dit brengt mee dat in beginsel sprake is van een redelijk belang als bedoeld in art. 21 AW, dat zich tegen die openbaarmaking verzet (HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2364, NJ 1997,661, r.o. 3.3).
Zwaarwegend is dat sprake is van een reclame-uiting, en Logistics heeft geen belang aan de orde gesteld dat bij de afweging tegen het belang van de eiser de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer zou kunnen rechtvaardigen. "Het commerciële belang van Logistics om voor de door haar aangeboden diensten reclame te maken, hoezeer het ook mede onder de bescherming van artikel 10 EVRM valt, weegt hiervoor niet zwaar genoeg. Anders dan Logistics kennelijk meent, is het in dit kader niet van belang of de foto’s al dan niet schadelijk zouden zijn voor zijn reputatie en/of dat [eiser] geen verzilverbare populariteit geniet."
Schadevergoeding
De schadevergoeding wordt ex aequo et bono begroot op € 5.000,--, rekening houdend met de prominente plaats van de foto van het portret van eiser op de transportmiddelen van Logistics en het voorkomen van beelden van hem in reclamefilmpje, dat nog steeds op het internet is te vinden.
Conclusie
Werkgevers mogen niet zomaar portretten van werknemers gebruiken in reclames. Toestemming daarvoor is vereist, per medium. Uitdrukkelijke schriftelijke vastlegging van de toestemming, per uiting, strekt steeds tot de aanbeveling.
Joost Becker, advocaat portretrecht