De Tweede Kamerleden Pieter Omtzigt en Evert-Jan Slootweg (CDA) hebben onlangs opheldering van Koolmees geëist over het nabestaandenpensioen. Op 5 oktober 2020 hebben zij hierover Kamervragen ingezonden. Zij willen weten wat de (juridische) positie van nabestaanden is op het moment dat hun overleden partner in het verleden geconfronteerd is geweest met een wijziging van de partnerpensioenregeling van opbouwbasis naar risicobasis. Aanleiding voor deze Kamervragen is een arrest van het Gerechtshof in Den Bosch van 8 oktober 2019.
Vooraf: verschil nabestaandenpensioen op opbouwbasis en risicobasis
Pensioen gaat lang niet altijd alleen om ouderdomspensioen. Pensioen kan ook een voorziening bieden aan nabestaanden (partners en wezens) bij overlijden van de werknemer, namelijk als de pensioenregeling ook een nabestaandenpensioen bevat. Daarbij kan nabestaandenpensioen zowel op opbouwbasis als op risicobasis bestaan. Bij een nabestaandenpensioen op opbouwbasis spaart de werknemer voor partnerpensioen tijdens de deelneming aan de pensioenregeling. Die opbouw van partnerpensioen stopt als gevolg van een uitdiensttreding, maar de opgebouwde pensioenpot blijft wel staan. Bij partnerpensioen op risicobasis bestaat alleen dekking voor het overlijdensrisico tijdens de deelname (of gedeeltelijk bij het ontvangen van een WW-uitkering). Dit betekent dat zodra de premiebetaling stopt, bijvoorbeeld bij uitdiensttreding, de verzekering komt te vervallen. Juist bij nabestaandenpensioenregelingen op risicobasis – die zeer veel voorkomen – moeten werknemers dus bedacht zijn op een verlies van dekking door uitdiensttreding. Of, bij een indiensttreding bij een nieuwe werkgever, dat de “teller” wat betreft de hoogte van het nabestaandenpensioen weer op nul zou kunnen beginnen (in verband met nul dienstjaren bij de nieuwe werkgever).
Arrest
Het Gerechtshof oordeelde vorig jaar dat een nabestaande toch recht had op partnerpensioen, ook al was het partnerpensioen op risicobasis verzekerd en was de dekking als gevolg van een uitdiensttreding (in 2010) voorafgaand aan het overlijden (in 2015) komen te vervallen. De reden: de in 2015 overleden partner/ex-werknemer had nooit expliciet toestemming gegeven voor de wijziging van het pensioenreglement in 1999.
Er zijn in het verleden veel partnerpensioenregelingen omgezet van opbouwbasis naar risicobasis. Voor deze wijziging is (tenzij de regeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds of staat voorgeschreven via een cao) in beginsel instemming van de werknemers vereist, waarbij de werknemers goed geïnformeerd moeten worden over de gevolgen van deze wijziging. In die zin zet de uitspraak wellicht meer nabestaanden aan het denken of het in het verleden wel correct verlopen is. Met andere woorden: had de werknemer in het verleden daadwerkelijk welbewust ingestemd met de wijziging?
Terecht?
Terugkomend op de vraag: is het politiek tumult terecht? Nee en ja. Nee, omdat het hier volgens mij “slechts” gaat om een discussie over een civielrechtelijke aansprakelijkheid van een werkgever en het aan de rechter is om zich een oordeel over de civielrechtelijke positie van partijen te verschaffen. Op het moment dat het wijzigingstraject niet volgens de regels is verlopen, met als algemeen uitgangspunt dat een wijziging van een arbeidsvoorwaarde de instemming van de werknemers behoeft, biedt de wetgeving sowieso al voldoende mogelijkheden om die wijziging ter discussie te stellen. In zoverre is het dus niets nieuws onder de zon. Ja, omdat het nabestaandenpensioen met alle modaliteiten zoals we die nu kennen, in de praktijk inderdaad te veel knelpunten oplevert. Zeker op het moment dat zich een baanswitch of ontslagscenario voordoet. Ik schreef daarover eerder een bijdrage voor HR Rendement.
Nieuwe wetgeving op komst
Koolmees zit ten aanzien van dit onderwerp in ieder geval ook niet stil. Er is onlangs een advies door de Stichting van de Arbeid uitgebracht waarin deze knelpunten ook onderkend worden en in een eerdere Kamerbrief en de Hoofdlijnennotitie van de uitwerking van het Pensioenakkoord zegt Koolmees toe dit advies te zullen overnemen. Met gevolg dat, als het wetgeving wordt, het nabestaandenpensioen meer gestandaardiseerd gaat worden. De standaard wordt dan - kort gezegd - een nabestaandenpensioen dat op risicobasis wordt gefinancierd, dat diensttijd onafhankelijk wordt, met een uniform partnerbegrip en waarbij (meer) mogelijkheden worden gerealiseerd om in geval van een uitdiensttreding de verzekering voor het nabestaandenpensioen te laten voortduren.
Meer aandacht voor nabestaandenpensioen!
Politieke ontwikkelingen die ik alleen maar kan toejuichen. Het gaat immers in de praktijk nog te vaak mis, wat betreft dit onderwerp. Vaak omdat dit onderwerp onvoldoende op het vizier van werknemer en werkgever staat bij een scenario van uitdiensttreding, terwijl de gevolgen verstrekkend (kunnen) zijn. Gevolgen die eenvoudiger aan de werkgever kunnen worden toegerekend, op het moment dat de pensioenregeling niet volgens de arbeidsrechtelijke regels is vastgelegd of gewijzigd.
Mocht een pensioenwijzigingsvraagstuk binnen uw onderneming spelen, of wilt u weten met welke pensioengevolgen u rekening moet houden op het moment dat een ontslagscenario speelt, dan kunt u uiteraard contact met mij opnemen.