De casus
Een bouwstoffenhandel te Papendrecht exploiteert onder andere een bouwstoffenhandel en een grondbank en houdt zich bezig met de recycling van bouwstoffen door het breken van puin als grondstof voor de productie van beton en asfalt.
Als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Aan de Noord’ op 8 oktober 2008 is de toegestane milieucategorie voor de bedrijfslocatie teruggeschaald van milieucategorie 5 naar milieucategorie 3. Hierdoor is de mogelijkheid van de bouwstoffenhandel om puin af te breken en beton en asfalt te produceren wegbestemd en komen te vervallen.
De bouwstoffenhandel dient in 2014 een aanvraag om tegemoetkoming in planschade in voor de geleden inkomensderving van € 52.920.00,00,-. De gemeente heeft de aanvraag van de bouwstoffenhandel afgewezen. Hierna volgt een bestuursrechtelijke procedure die uiteindelijk resulteert in deze Afdelingsuitspraak.
Oordeel van de rechtbank
In beroep oordeelde de rechtbank dat de gemeente de aanvraag van de bouwstoffenhandel terecht had afgewezen. Volgens de rechtbank was er ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan op 8 oktober 2008 nog geen sprake van een aangevangen exploitatie van het breken van puin, terwijl voor een vergoeding van inkomensderving in beginsel vereist is dat er sprake is van een aangevangen exploitatie.
De rechtbank oordeelde verder dat de in eerdere rechtspraak aanvaarde uitzonderingen op deze hoofdregel zich niet voordeden, en doelde daarbij op de uitzonderingen waarbij er (i) onomkeerbare investeringen zijn gedaan én (ii) de planologische wijziging de exploitatie niet onmogelijk heeft gemaakt.
De rechtbank stelde vast dat er ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog geen onomkeerbare investeringen waren gedaan. De rechtbank overwoog verder dat de hiervoor bedoelde uitzondering niet van toepassing was, omdat de asfaltcentrale door de planologische wijziging wél onmogelijk is gemaakt.
Oordeel van de Afdeling
In hoger beroep oordeelt de Afdeling als volgt. De Afdeling bevestigt het uitgangspunt dat inkomensderving bestaande uit gemist voordeel uit op de peildatum nog niet aangevangen bedrijfsvoering, niet voor tegemoetkoming in aanmerking komt. De Afdeling corrigeert de rechtbank voor wat betreft de toepassing van de uitzondering op deze hoofdregel. De rechtbank heeft miskend dat bij directe planschade voor de toepassing van de uitzondering op de hoofdregel niet is vereist, dat de planologische wijziging de exploitatie niet onmogelijk heeft gemaakt. Bij indirecte planschade geldt dit vereiste wel.
Dit kan de Bouwstoffenhandel evenwel niet baten. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht geoordeeld dat er ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan geen onomkeerbare investeringen waren gedaan. Om die reden komt de uitzondering op de hoofdregel dat er sprake moet zijn van een aangevangen exploitatie niet aan de orde.
Commentaar
In deze uitspraak verduidelijkt de Afdeling haar eerdere rechtspraak over de vergoedbaarheid van inkomensderving in gevallen waarin er niet is voldaan aan het vereiste van een aangevangen exploitatie.
Uit deze uitspraak blijkt dat de in eerdere rechtspraak geformuleerde regel dat voor toepassing van de uitzondering op deze hoofdregel vereist is dat de planologische wijziging de exploitatie niet onmogelijk maakt, niet geldt bij directe planschade. Dat is ook logisch, aangezien het wegbestemmen van een bepaalde bestemming de exploitatie van die bestemming per definitie onmogelijk maakt.
Als u vragen heeft over deze uitspraak of over planschade/nadeelcompensatie in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met Hanna Zeilmaker, specialist planschade en nadeelcompensatie bij Dirkzwager.