Het belang van het doen van een tijdige melding betalingsonmacht bij het niet voldoen van de verschuldigde premies aan een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, wordt nog eens onderstreept in een
arrest van het Gerechtshof Leeuwarden. In de kwestie die voorlag had een bestuurder van een onderneming verzuimd (tijdig) te melden dat de onderneming niet bij machte was de pensioenpremies aan het bedrijfstakpensioenfonds te voldoen. Dat kwam de bestuurder duur te staan.
Algemeen
Op grond van artikel 23 Wet Bpf is naast de onderneming iedere bestuurder en/of beleidsbepaler hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de aan het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde bijdragen (premies), indien - kort gezegd - sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten door de bestuurder. De wet noemt dat aannemelijk moet zijn dat het onbetaald laten van de premie het gevolg is van aan de bestuurder(s) verwijtbaar onbehoorlijk bestuur tijdens de referteperiode van 3 jaar. De onderneming is uiterlijk 14 kalenderdagen na de dag waarop de premie voldaan had moeten zijn, verplicht een melding van betalingsonmacht te doen. Elke bestuurder van de onderneming is bevoegd om namens de onderneming deze melding te doen. Doel van deze melding is dat de bestuurders vroegtijdig tot actie gedwongen worden wanneer de onderneming in betalingsmoeilijkheden komt te verkeren. Blijft een tijdige melding uit, dan wordt vermoed dat de niet-betaling van de premie aan de nalatige bestuurder(s) te wijten is. Iedere bestuurder is persoonlijk aansprakelijk voor de premies van de afgelopen drie jaar vanwege een vermoeden van onbehoorlijk bestuur. Iedere bestuurder kan wel tegenbewijs leveren, maar het is de vraag of dit eenvoudig zal lukken.
Uitspraak
In deze procedure tussen de bestuurder van de onderneming en een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, stond centraal de vraag of de bestuurder tijdig een melding betalingsonmacht gedaan had. Het bedrijfstakpensioenfonds had over de jaren 2002 tot en met 2004 pensioenpremies in rekening gebracht. De onderneming had deze premies niet voldaan en zich eerst in september 2004 gewend tot het bedrijfstakpensioenfonds met een aanbod voor een betalingsregeling. Op dit aanbod werd afwijzend gereageerd, waarna het bedrijfstakpensioenfonds de bestuurder van de onderneming eerst schriftelijk aanmaande tot betaling. Vervolgens werd een dwangbevel tot betaling aan de bestuurder betekend. De bestuurder stelt zich op het standpunt niet aansprakelijk te zijn voor de pensioenpremies.
Het Gerechtshof overweegt dat het enkele feit dat het pensioenfonds op de hoogte is van het onbetaald laten van de premienota’s en in dit kader verschillende aanmaningen toestuurt, nog geen melding van betalingsonmacht door de bestuurder impliceert. Het onbetaald laten van de premienota’s door de onderneming hoeft immers niet per definitie met betalingsonmacht te maken hebben, maar kan ook zijn ingegeven door betalingsonwil. Bovendien legt de wetgever juist expliciet een meldingsplicht op aan de bestuurder van de onderneming en niet aan het pensioenfonds. De bestuurder is tegen deze achtergrond persoonlijk aansprakelijk voor de achterstallige premies. De achterstand in de premiebetaling wordt vermoed aan de bestuurder te wijten te zijn. In het leveren van tegenbewijs slaagt de bestuurder niet.
Reikwijdte
De meldingsverplichting geldt uitsluitend in geval van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Als het pensioen is ondergebracht bij een niet verplicht bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of verzekeraar, geldt geen wettelijke meldingsverplichting bij betalingsonmacht van de premie. Dat betekent echter niet dat in die situatie bestuurders van de ondernemingen niet geconfronteerd kunnen worden met bestuurdersaansprakelijkheid bij het uitblijven van de premiebetaling. Bestuurders kunnen sowieso onder omstandigheden aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 2:9 BW bij interne aansprakelijkheid of op grond van artikel 6:162 BW bij externe aansprakelijkheid.
Bpf-check
Het niet doen van een tijdige melding betalingsonmacht door de bestuurder van een werkgever kan dus eerder tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder leiden. In de casus die bij het Hof Leeuwarden speelde, was duidelijk dat er premies verschuldigd waren, en verzuimde de bestuurder (tijdig) actie te ondernemen. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij de verschuldigdheid van de premies pas op een later moment komt vast te staan. Zo zijn ondernemingen er niet altijd van bewust dat sprake is van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Zij ontvangen dan pas op een later moment een premienota van het pensioenfonds waarbij zij met terugwerkende kracht (namelijk vanaf het moment van verplichte deelneming) premiebetalingen aan het fonds moeten voldoen. In die situatie kan geen tijdige melding van betalingsonmacht meer plaatsvinden. Mede tegen deze achtergrond doen ondernemingen er verstandig aan proactief te handelen en dus zelf een zogenoemde “Bpf-check” te doen.
Algemeen
Op grond van artikel 23 Wet Bpf is naast de onderneming iedere bestuurder en/of beleidsbepaler hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de aan het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde bijdragen (premies), indien - kort gezegd - sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten door de bestuurder. De wet noemt dat aannemelijk moet zijn dat het onbetaald laten van de premie het gevolg is van aan de bestuurder(s) verwijtbaar onbehoorlijk bestuur tijdens de referteperiode van 3 jaar. De onderneming is uiterlijk 14 kalenderdagen na de dag waarop de premie voldaan had moeten zijn, verplicht een melding van betalingsonmacht te doen. Elke bestuurder van de onderneming is bevoegd om namens de onderneming deze melding te doen. Doel van deze melding is dat de bestuurders vroegtijdig tot actie gedwongen worden wanneer de onderneming in betalingsmoeilijkheden komt te verkeren. Blijft een tijdige melding uit, dan wordt vermoed dat de niet-betaling van de premie aan de nalatige bestuurder(s) te wijten is. Iedere bestuurder is persoonlijk aansprakelijk voor de premies van de afgelopen drie jaar vanwege een vermoeden van onbehoorlijk bestuur. Iedere bestuurder kan wel tegenbewijs leveren, maar het is de vraag of dit eenvoudig zal lukken.
Uitspraak
In deze procedure tussen de bestuurder van de onderneming en een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, stond centraal de vraag of de bestuurder tijdig een melding betalingsonmacht gedaan had. Het bedrijfstakpensioenfonds had over de jaren 2002 tot en met 2004 pensioenpremies in rekening gebracht. De onderneming had deze premies niet voldaan en zich eerst in september 2004 gewend tot het bedrijfstakpensioenfonds met een aanbod voor een betalingsregeling. Op dit aanbod werd afwijzend gereageerd, waarna het bedrijfstakpensioenfonds de bestuurder van de onderneming eerst schriftelijk aanmaande tot betaling. Vervolgens werd een dwangbevel tot betaling aan de bestuurder betekend. De bestuurder stelt zich op het standpunt niet aansprakelijk te zijn voor de pensioenpremies.
Het Gerechtshof overweegt dat het enkele feit dat het pensioenfonds op de hoogte is van het onbetaald laten van de premienota’s en in dit kader verschillende aanmaningen toestuurt, nog geen melding van betalingsonmacht door de bestuurder impliceert. Het onbetaald laten van de premienota’s door de onderneming hoeft immers niet per definitie met betalingsonmacht te maken hebben, maar kan ook zijn ingegeven door betalingsonwil. Bovendien legt de wetgever juist expliciet een meldingsplicht op aan de bestuurder van de onderneming en niet aan het pensioenfonds. De bestuurder is tegen deze achtergrond persoonlijk aansprakelijk voor de achterstallige premies. De achterstand in de premiebetaling wordt vermoed aan de bestuurder te wijten te zijn. In het leveren van tegenbewijs slaagt de bestuurder niet.
Reikwijdte
De meldingsverplichting geldt uitsluitend in geval van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Als het pensioen is ondergebracht bij een niet verplicht bedrijfstakpensioenfonds, een ondernemingspensioenfonds of verzekeraar, geldt geen wettelijke meldingsverplichting bij betalingsonmacht van de premie. Dat betekent echter niet dat in die situatie bestuurders van de ondernemingen niet geconfronteerd kunnen worden met bestuurdersaansprakelijkheid bij het uitblijven van de premiebetaling. Bestuurders kunnen sowieso onder omstandigheden aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 2:9 BW bij interne aansprakelijkheid of op grond van artikel 6:162 BW bij externe aansprakelijkheid.
Bpf-check
Het niet doen van een tijdige melding betalingsonmacht door de bestuurder van een werkgever kan dus eerder tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder leiden. In de casus die bij het Hof Leeuwarden speelde, was duidelijk dat er premies verschuldigd waren, en verzuimde de bestuurder (tijdig) actie te ondernemen. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij de verschuldigdheid van de premies pas op een later moment komt vast te staan. Zo zijn ondernemingen er niet altijd van bewust dat sprake is van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Zij ontvangen dan pas op een later moment een premienota van het pensioenfonds waarbij zij met terugwerkende kracht (namelijk vanaf het moment van verplichte deelneming) premiebetalingen aan het fonds moeten voldoen. In die situatie kan geen tijdige melding van betalingsonmacht meer plaatsvinden. Mede tegen deze achtergrond doen ondernemingen er verstandig aan proactief te handelen en dus zelf een zogenoemde “Bpf-check” te doen.
Gerelateerd
Pensioen en beloning