In deze zaak gaat het om de vraag of een vegetarische gehaktbal aangemerkt kan worden als ‘gehaktbal’ en daarmee onder de werkingssfeer valt van het bedrijfstakpensioenfonds VLEP (Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees). Like Meat, producent van vegetarische vleesvarianten, meent dat de producten die zij produceert heel wat anders zijn dan producten die wél vlees bevatten, waaronder gehaktballen, hamburgers en frikandellen. Als je een gehaktbal bestelt bij de snackbar, verwacht je volgens eiser namelijk niet dat er vlees inzit. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat een vegetarische gehaktbal geen gehaktbal is, maar in hoger beroep is geoordeeld van wel. Het hof legde hieraan ten grondslag dat de gemiddelde Nederlander in het huidige taalgebruik onder gehaktballen en hamburgers tegenwoordig ook de vegetarische variant verstaat. Het hof nam hierbij in aanmerking dat het aantal mensen dat vegetariër, veganist of flexitariër is geworden is toegenomen en de productie van vleesvervangers daarmee is gestegen de afgelopen decennia. Ook het feit dat producenten zoals Like Meat haar best doen om de vegetarische producten zo veel mogelijk te laten lijken op producten die wél vlees bevatten, wat betreft smaak en visuele kenmerken. In een eerder artikel op ons kennisportal zijn we verder ingegaan op deze zaak, met parallellen naar andere werkingssfeergeschillen. Onlangs heeft Like Meat cassatieberoep ingesteld. Er wordt onder meer geklaagd over dat het gerechtshof Den Haag onvoldoende motivatie gegeven heeft bij de stelling dat ‘de gemiddelde Nederlander in het huidige taalgebruik onder gehaktballen en hamburgers tegenwoordig ook de vegetarische variant verstaat’.
Uitleg op basis van cao-norm of wetsuitlegmethode?
Lindenbergh constateert in zijn conclusie dat het Verplichtstellingsbesluit geen objectieve aanknopingspunten of nadere definities van gehaktballen of hamburgers bevat. Wel worden gehaktballen en hamburgers in het Verplichtstellingsbesluit opgevoerd als voorbeelden in de bredere categorie ‘gemaksvoeding’. Daar staat een niet-limitatieve opsomming met voorbeelden waarin ook veel vegetarische en veganistische producten worden genoemd, zoals desserts, deegwaren en salades. Uit het gegeven dat de opsomming van voorbeelden niet limitatief is, maakt Lindenbergh op dat een ruime werkingssfeer, waaronder voor vleesvervangers, mogelijk is.
Daarnaast wordt bevestigd dat gemaksvoeding, volgens het Verplichtstellingsbesluit, klaar voor gebruik moet zijn voor conservering. Hiervan is bij Like Meat sprake.
Deze twee aanknopingspunten kunnen ook worden betrokken bij de uitleg van de begrippen frika(n)del, toebereide gehaktbal en hamburger in de zin van ‘gemaksvoeding’ als omschreven in de werkingssfeerbepaling. Daarom lijkt het volgens Lindenbergh verenigbaar met de tekst van het Verplichtstellingsbesluit dat ook de vleesvervangende producten van Like Meat onder de werkingssfeer vallen.
Het lijkt erop dat hiermee een wetsuitlegmethode gehanteerd wordt, meer specifiek een uitleg op basis van grammaticale interpretatie binnen de huidige tijdsgeest. Bij strikte toepassing van de cao-norm daarentegen was de uitkomst misschien wel een andere geweest, omdat daarin bijvoorbeeld ook een rol speelt wat partijen destijds kenbaar bedoeld hebben.
Lindenbergh benadrukt in zijn conclusie dat Verplichtstellingsbesluiten geïnterpreteerd moeten worden naar de maatschappelijke normen van vandaag. Het feit dat de tekst van een Verplichtstellingsbesluit dus nog niet is aangepast aan de huidige ontwikkelingen, neemt niet weg dat nieuwe producten aan de hand van een objectieve uitleg onder de reeds bestaande werkingssfeerbepalingen kunnen worden gebracht. Lindenbergh verwijst hierbij ook naar Booking.com-arrest, waarin nieuwe economische activiteiten onder eerder opgestelde werkingssfeerbepalingen vielen zonder dat deze opnieuw aangepast hoefde te worden. Deze benadering zou tegelijkertijd echter in enige zin afbreuk kunnen doen aan de verantwoordelijkheid van sociale partners om Verplichtstellingsbesluiten duidelijk te formuleren en deze dus te wijzigen als de bewoordingen niet meer aansluiten bij de maatschappelijke betekenis ervan. In een eerdere publicatie zijn wij reeds ingegaan op de onduidelijkheid van Verplichtstellingsbesluiten en de rol die betrokkenen daarin spelen.
Vervolg
Naar verwachting zal de Hoge Raad eind september arrest wijzen. We wachten in spanning af. Zeker niet alleen voor de relevantie van de gehaktbal, maar met name gezien de relevantie voor alle andere uitlegdiscussies van Verplichtstellingsbesluiten. Bepalend voor die uitkomsten in andere discussies zou namelijk kunnen zijn of de Hoge Raad vasthoudt aan de uitlegmethode van de cao-norm, of juist meer neigt een wetsuitlegmethode.