Pensioenfondsen moeten stoppen met beleggen in de tabaksindustrie, althans als het aan D66 ligt. Een oproep die ik van harte ondersteun. Een oproep die bovendien een vervolg gaat krijgen, nu D66 onlangs een initiatiefwet heeft aangekondigd. Anders dan de berichten in de media doen vermoeden, gaat het hier niet om een hard verbod op pensioenfondsbeleggingen in de tabaksindustrie, maar gaat het om meer zeggenschap van werkenden en gepensioneerden in de beleggingsbeslissingen van pensioenfondsen. Dat zou tot resultaat kunnen hebben dat er uiteindelijk minder belegd gaat worden in de tabaksindustrie. Momenteel beleggen meer dan 80 procent van de pensioenfondsen in de tabaksindustrie.
Maar zijn we echt afhankelijk van deze initiatiefwet? Of zouden we niet nu al kunnen spreken van vereiste terughoudendheid bij fondsbesturen om te beleggen in de tabaksindustrie?
Initiatiefwet D66: rol verantwoordingsorgaan
Hoewel er nog geen initiatiefwet ligt, lijkt doelstelling van de initiatiefwet een uitbreiding van het zogenoemde adviesrecht van het verantwoordingsorgaan.
De meeste pensioenfondsen (met een paritair bestuursmodel) hebben zo’n verantwoordingsorgaan, waarin alle deelnemers (waaronder werkenden en gepensioneerden) vertegenwoordigd zijn. Zoals de naam al zegt: aan dit orgaan moet verantwoording worden afgelegd, onder meer over beleidsbeslissingen. Daar kan ook het beleggingsbeleid onder worden geschaard.
Er is vooralsnog echter géén sprake van een wettelijk adviesrecht van het verantwoordingsorgaan over het beleggingsbeleid. Daar zit de crux. Zou dat adviesrecht er wel zijn (zoals D66 wenst) en zou het fonds het advies van het verantwoordingsorgaan negeren, dan zou het verantwoordingsorgaan beroep bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam kunnen instellen. Met andere woorden: dan zou het verantwoordingsorgaan daadwerkelijk een vuist kunnen maken tegen - bijvoorbeeld - de beslissing van het fonds om beleggingen in de tabaksindustrie te continueren. Weliswaar mag de Ondernemingskamer de besluitvorming van het fondsbestuur slechts marginaal toetsen, maar dat neemt niet weg dat het fondsbestuur moet aantonen dat deze na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Dat kan voor een fondsbestuur een hele kluif worden, als het verantwoordingsorgaan goed inzichtelijk heeft weten te maken wat de bezwaren zijn tegen de beleggingen in de tabaksindustrie. Bijvoorbeeld door aan te tonen dat er onvoldoende draagvlak bij begunstigden voor dit soort beleggingen bestaat.
Juridisch kader beleggen door pensioenfondsen
Pensioenfondsen hebben een grote mate van beleggingsvrijheid. Centrale regel is de zogenoemde prudent person-regel. Dit is een open norm, hetgeen de nodige vrijheid geeft aan pensioenfondsen. Dat neemt echter niet weg dat deze norm onder andere gebaseerd is op het wettelijke uitgangspunt dat belegd moet worden in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het belang van begunstigden gaat in mijn optiek verder dan het financiële rendement van beleggingen op korte termijn. Zo betwijfel ik zeer of het wel in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden is op het moment dat er belegd wordt in een industrie die beoogt mensen - waaronder dus de eigen deelnemers - verslaafd te maken aan een product dat zodanig schadelijk is voor de gezondheid dat er niet of veel korter genoten kan worden van een oudedagsvoorziening? Juist hier is sprake van een directe, negatieve correlatie tussen de bewuste beleggingen en de pensioenuitkeringen (lees: de uitkeringsduur). De gevolgen van de beleggingen zijn daarmee strijdig met de financiële belangen van de begunstigden.
Daarnaast is in de Code Pensioenfondsen een aantal normen voor verantwoord beleggen vastgelegd. Deze Code is opgesteld door de pensioenfondsensector zelf en wettelijk verankerd per 1 juli 2014. Door de wettelijke verankering bestaat voor pensioenfondsen de wettelijke plicht de normen van de Code toe te passen óf uit te leggen welke normen niet worden toegepast en waarom. In deze Code staat onder meer vermeld dat er onder belanghebbenden draagvlak moet zijn voor het beleid voor verantwoord beleggen. Een dialoog met het verantwoordingsorgaan is volgens de toelichting op de Code een goede weg daartoe.
Kortom: het huidige juridische kader biedt al een aantal aanknopingspunten voor een kritische beoordeling van beleggingen in de tabaksindustrie, zeker wanneer blijkt dat de betreffende deelnemers in het fonds zich niet kunnen verenigen met dit beleggingsbeleid.
Op de iets langere termijn, uiterlijk in januari 2019, zal er door Europa een aanvullend aanknopingspunt worden geboden. Uiterlijk in januari 2019 moet de herziene pensioenfondsenrichtlijn namelijk in Nederland geïmplementeerd zijn. In deze herziene pensioenfondsenrichtlijn komt onder andere terug dat de activa worden belegd in het belang op lange termijn van de deelnemers en pensioengerechtigden in hun geheel. Een concrete, verplichte invulling van het beleggingsbeleid blijft echter - nog steeds - achterwege, waardoor niet gesproken kan worden van een absoluut verbod op beleggingen in (bijvoorbeeld) de tabaksindustrie. Hooguit dat, gelet op de verwijzing naar de lange termijn, meer ruimte aan pensioenuitvoerders wordt geboden om bij de invulling van de prudent person-regel aan maatschappelijk verantwoord beleggen te doen. Dit kan onder meer door rekening te (mogen) houden met het langetermijneffect van beleggingsbeslissingen op milieu-, sociale en governancefactoren (de zogenoemde ESG-factoren).
Maatschappelijke druk
Fondsen moeten hoe dan ook rekening houden met de wensen van de begunstigden. Volgens mij zit hier de sleutel naar het door velen gewenste verbod op beleggingen in de tabaksindustrie. Als duidelijk wordt dat er bij het betreffende fonds geen of onvoldoende draagvlak onder werknemers en gepensioneerden bestaat voor de beleggingen in de tabaksindustrie, zullen pensioenfondsbestuurders hun beleggingsbeleid of – beslissingen moeten heroverwegen. Maatschappelijke druk zou van grote betekenis kunnen zijn op wat wel en niet maatschappelijk verantwoord beleggen is. Het fondsbestuur moet zich, op grond van de Code, nu al aanrekenen als uit een dialoog met het verantwoordingsorgaan blijkt dat er onvoldoende draagvlak bij belanghebbenden bestaat. Het recente besluit van het bestuur van het pensioenfonds ABP om, na druk vanuit onder meer de deelnemers, niet langer in de tabaksindustrie te beleggen is hier een uitstekend voorbeeld van.
Er is, los van het juridisch kader, in ieder geval sprake van een zekere tegenstrijdigheid die onderwerp van het maatschappelijk debat zou moeten worden. Fondsen kunnen zich verschuilen achter het rendement dat (kennelijk) behaald kan worden met beleggingen in de tabaksindustrie en daarmee betere pensioenresultaten voorschotelen (zoals een indexatie, als de dekkingsgraad dat toestaat). Maar wat heeft de rokende deelnemer er uiteindelijk aan, als juist het roken maakt dat hij niet al te lang van zijn oude dag kan genieten?
Maar zijn we echt afhankelijk van deze initiatiefwet? Of zouden we niet nu al kunnen spreken van vereiste terughoudendheid bij fondsbesturen om te beleggen in de tabaksindustrie?
Initiatiefwet D66: rol verantwoordingsorgaan
Hoewel er nog geen initiatiefwet ligt, lijkt doelstelling van de initiatiefwet een uitbreiding van het zogenoemde adviesrecht van het verantwoordingsorgaan.
De meeste pensioenfondsen (met een paritair bestuursmodel) hebben zo’n verantwoordingsorgaan, waarin alle deelnemers (waaronder werkenden en gepensioneerden) vertegenwoordigd zijn. Zoals de naam al zegt: aan dit orgaan moet verantwoording worden afgelegd, onder meer over beleidsbeslissingen. Daar kan ook het beleggingsbeleid onder worden geschaard.
Er is vooralsnog echter géén sprake van een wettelijk adviesrecht van het verantwoordingsorgaan over het beleggingsbeleid. Daar zit de crux. Zou dat adviesrecht er wel zijn (zoals D66 wenst) en zou het fonds het advies van het verantwoordingsorgaan negeren, dan zou het verantwoordingsorgaan beroep bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam kunnen instellen. Met andere woorden: dan zou het verantwoordingsorgaan daadwerkelijk een vuist kunnen maken tegen - bijvoorbeeld - de beslissing van het fonds om beleggingen in de tabaksindustrie te continueren. Weliswaar mag de Ondernemingskamer de besluitvorming van het fondsbestuur slechts marginaal toetsen, maar dat neemt niet weg dat het fondsbestuur moet aantonen dat deze na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Dat kan voor een fondsbestuur een hele kluif worden, als het verantwoordingsorgaan goed inzichtelijk heeft weten te maken wat de bezwaren zijn tegen de beleggingen in de tabaksindustrie. Bijvoorbeeld door aan te tonen dat er onvoldoende draagvlak bij begunstigden voor dit soort beleggingen bestaat.
Juridisch kader beleggen door pensioenfondsen
Pensioenfondsen hebben een grote mate van beleggingsvrijheid. Centrale regel is de zogenoemde prudent person-regel. Dit is een open norm, hetgeen de nodige vrijheid geeft aan pensioenfondsen. Dat neemt echter niet weg dat deze norm onder andere gebaseerd is op het wettelijke uitgangspunt dat belegd moet worden in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het belang van begunstigden gaat in mijn optiek verder dan het financiële rendement van beleggingen op korte termijn. Zo betwijfel ik zeer of het wel in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden is op het moment dat er belegd wordt in een industrie die beoogt mensen - waaronder dus de eigen deelnemers - verslaafd te maken aan een product dat zodanig schadelijk is voor de gezondheid dat er niet of veel korter genoten kan worden van een oudedagsvoorziening? Juist hier is sprake van een directe, negatieve correlatie tussen de bewuste beleggingen en de pensioenuitkeringen (lees: de uitkeringsduur). De gevolgen van de beleggingen zijn daarmee strijdig met de financiële belangen van de begunstigden.
Daarnaast is in de Code Pensioenfondsen een aantal normen voor verantwoord beleggen vastgelegd. Deze Code is opgesteld door de pensioenfondsensector zelf en wettelijk verankerd per 1 juli 2014. Door de wettelijke verankering bestaat voor pensioenfondsen de wettelijke plicht de normen van de Code toe te passen óf uit te leggen welke normen niet worden toegepast en waarom. In deze Code staat onder meer vermeld dat er onder belanghebbenden draagvlak moet zijn voor het beleid voor verantwoord beleggen. Een dialoog met het verantwoordingsorgaan is volgens de toelichting op de Code een goede weg daartoe.
Kortom: het huidige juridische kader biedt al een aantal aanknopingspunten voor een kritische beoordeling van beleggingen in de tabaksindustrie, zeker wanneer blijkt dat de betreffende deelnemers in het fonds zich niet kunnen verenigen met dit beleggingsbeleid.
Op de iets langere termijn, uiterlijk in januari 2019, zal er door Europa een aanvullend aanknopingspunt worden geboden. Uiterlijk in januari 2019 moet de herziene pensioenfondsenrichtlijn namelijk in Nederland geïmplementeerd zijn. In deze herziene pensioenfondsenrichtlijn komt onder andere terug dat de activa worden belegd in het belang op lange termijn van de deelnemers en pensioengerechtigden in hun geheel. Een concrete, verplichte invulling van het beleggingsbeleid blijft echter - nog steeds - achterwege, waardoor niet gesproken kan worden van een absoluut verbod op beleggingen in (bijvoorbeeld) de tabaksindustrie. Hooguit dat, gelet op de verwijzing naar de lange termijn, meer ruimte aan pensioenuitvoerders wordt geboden om bij de invulling van de prudent person-regel aan maatschappelijk verantwoord beleggen te doen. Dit kan onder meer door rekening te (mogen) houden met het langetermijneffect van beleggingsbeslissingen op milieu-, sociale en governancefactoren (de zogenoemde ESG-factoren).
Maatschappelijke druk
Fondsen moeten hoe dan ook rekening houden met de wensen van de begunstigden. Volgens mij zit hier de sleutel naar het door velen gewenste verbod op beleggingen in de tabaksindustrie. Als duidelijk wordt dat er bij het betreffende fonds geen of onvoldoende draagvlak onder werknemers en gepensioneerden bestaat voor de beleggingen in de tabaksindustrie, zullen pensioenfondsbestuurders hun beleggingsbeleid of – beslissingen moeten heroverwegen. Maatschappelijke druk zou van grote betekenis kunnen zijn op wat wel en niet maatschappelijk verantwoord beleggen is. Het fondsbestuur moet zich, op grond van de Code, nu al aanrekenen als uit een dialoog met het verantwoordingsorgaan blijkt dat er onvoldoende draagvlak bij belanghebbenden bestaat. Het recente besluit van het bestuur van het pensioenfonds ABP om, na druk vanuit onder meer de deelnemers, niet langer in de tabaksindustrie te beleggen is hier een uitstekend voorbeeld van.
Er is, los van het juridisch kader, in ieder geval sprake van een zekere tegenstrijdigheid die onderwerp van het maatschappelijk debat zou moeten worden. Fondsen kunnen zich verschuilen achter het rendement dat (kennelijk) behaald kan worden met beleggingen in de tabaksindustrie en daarmee betere pensioenresultaten voorschotelen (zoals een indexatie, als de dekkingsgraad dat toestaat). Maar wat heeft de rokende deelnemer er uiteindelijk aan, als juist het roken maakt dat hij niet al te lang van zijn oude dag kan genieten?
Gerelateerd
Pensioen en beloning