Een zelfstandige assurantietussenpersoon bemiddelt bij de totstandkoming van verzekeringen tussen verzekeraars en verzekeringnemers. Als de verzekering dan tot stand komt, dan beheert de tussenpersoon de verzekering; de premie wordt via de tussenpersoon geïnd en schadekwesties worden via de tussenpersoon afgewikkeld. Het contact tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer verloopt uitsluitend via de tussenpersoon.
Wat is een assurantieportefeuille?
De werkzaamheden van de tussenpersoon worden vergoed door de verzekeraars op grond van in samenwerkingsovereenkomsten overeengekomen provisievergoedingen, dan wel door de verzekeringnemers op grond van overeenkomsten van opdracht. Dat geheel aan samenwerkingsovereenkomsten en opdrachtovereenkomsten wordt ook wel ‘de assurantieportefeuille’ genoemd. Doorgaans is de assurantieportefeuille van een tussenpersoon het meest waardevolle actief.
Ook een assurantietussenpersoon heeft behoefte aan werkkapitaal, en vaak genoeg is een bank bereid dat werkkapitaal te financieren. Tot zekerheid van hetgeen de tussenpersoon aan de bank verschuldigd is, verpandt zij haar activa aan de bank. Zodoende kan de bank zich dan op de verkoopopbrengst van de aan haar verpande activa verhalen als de tussenpersoon niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen.
Verpanding van goodwill?
In dat kader rijst de vraag of de assurantieportefeuille te verpanden is. Die vraag speelde in een procedure tussen ING Bank en een in het faillissement van een assurantietussenpersoon aangestelde curator. ING Bank had betoogd dat een assurantieportefeuille economische waarde heeft, omdat de tot de portefeuille behorende overeenkomsten met verzekeraars en opdrachtgevers leiden tot (toekomstige) vergoedingen. De curator was het daarmee eens, met dien verstande dat de mogelijkheid die de assurantieportefeuille biedt om winst te maken dient te worden opgevat als ‘goodwill’, en goodwill is niet te verpanden.
Regels voor verpanding
In haar vonnis van 4 april 2018 legde de Rechtbank Gelderland de wettelijke regeling uit: een pandrecht kan worden gevestigd op goederen die voor overdracht vatbaar zijn. Goederen zijn zaken of vermogensrechten. Het gaat in dit geval niet om zaken, want dat zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. De rechtbank definieert de assurantieportefeuille als een samenstel van overeenkomsten waaruit vorderingsrechten voortvloeien en waaraan goodwill is verbonden, en daarna hakt de rechtbank de definitie in stukjes om te bezien of die stukjes te verpanden zijn. Een overeenkomst is goederenrechtelijk niet over te dragen, want er is bij contractsoverneming de medewerking van de wederpartij nodig. Daarmee is een overeenkomst niet te verpanden. Ook goodwill is niet aan te merken als een vermogensrecht. De uit de overeenkomsten voortvloeiende vorderingen zijn desalniettemin wel te verpanden, maar dat speelde in deze procedure niet, althans te laat.
Biedt de Wft soelaas?
ING Bank bracht nog in stelling dat artikel 4:103 lid 4 Wet op het financieel toezicht bepaalt dat een verzekeraar medewerking moet verlenen als een tussenpersoon zijn portefeuille wil overdragen, en dat betekent dus dat de portefeuille volgens de wetgever overdraagbaar is. Volgens de rechtbank is de term ‘portefeuille’ niet zonder meer gelijk te stellen met ‘assurantieportefeuille’; het gaat volgens dit artikel slechts om de verhouding tussen de tussenpersoon en één verzekeraar. Bovendien regelt dit artikel volgens de rechtbank slechts de verbintenisrechtelijke gevolgen van een dergelijke overdracht van een overeenkomst met een verzekeraar van de ene tussenpersoon aan de andere tussenpersoon. Het artikel regelt evenwel niet de goederenrechtelijke overdracht van assurantieportefeuille. En omdat er ook uit geen enkele andere wettelijke regeling blijkt dat een assurantieportefeuille over te dragen is, moet worden aangenomen dat er geen pandrecht kan worden gevestigd op een assurantieportefeuille.
Conclusie
Een assurantietussenpersoon kan zijn assurantieportefeuille niet verpanden. Dat is goed nieuws voor de curator, althans voor de gezamenlijke schuldeisers van de tussenpersoon in wiens faillissement hij is aangesteld. Banken zullen evenwel hun klantenbestanden napluizen op zoek naar assurantietussenpersonen, om er zeker van te zijn dat zij pandrechten verkrijgen op de vorderingen die voortvloeien uit het samenstel van overeenkomsten die de assurantieportefeuille vormen.
In deze procedure heeft ING Bank al aangevoerd dat het van belang is dat aangenomen wordt dat een assurantieportefeuille te verpanden moet zijn. Het recht moet zich aanpassen aan de staande praktijk, want anders zijn er nogal wat kredieten aan tussenpersonen kennelijk ongedekt. En als blijkt dat eerder verstrekte kredieten geen dekking bieden, dan zal dat een negatieve weerslag hebben op de mogelijkheden voor tussenpersonen om in de toekomst krediet aan te vragen en daarmee om te ondernemen.
In het verleden heeft de rechtspraak zich al gevoelig getoond voor dit argument – zie bijvoorbeeld het arrest Rabobank/Reuser – en het ligt dan ook in de verwachting dat ING Bank hoger beroep zal instellen tegen het vonnis van de Rechtbank Gelderland.
Vragen over verpanding of andere vormen van zekerheid? Neem contact op met Rogier Faase