Rijkswaterstaat heeft bij een Europese openbare aanbesteding ten behoeve van een project voor vergunningverlening de inschrijving van inschrijver Kristal ongeldig verklaard en Kristal uitgesloten. Dit omdat het inschrijfbedrag aanzienlijk hoger is dan zij redelijkerwijs mocht verwachten, aldus Rijkswaterstaat. Volgens Rijkswaterstaat zou de door Kristal ingediende inschrijvingssom ‘onaanvaardbaar hoog’ zijn. Voor inschrijvers was niet bekend dat er sprake was van een budget voor de opdracht en ook niet dat overschrijding hiervan uitsluiting zou volgen. Kristal kwam op tegen de beslissing tot uitsluiting van haar inschrijving en stelde zich op het standpunt dat de beslissing zou zijn gebaseerd op een op voorhand niet bekend prijscriterium, waarmee Rijkswaterstaat zou zijn afgeweken van de vooraf bekendgemaakte gunningssystematiek.
Strijd met de vooraf bekend gemaakte gunningssystematiek
Voor inschrijvers bestond geen enkele aanwijzing dat zij met een budget rekening moesten houden. Door vervolgens bij overschrijding van het beschikbare budget tot uitsluiting over te gaan, heeft Rijkswaterstaat op die manier Kristal verrast met een nieuw knock-outcriterium. Deze handelwijze is niet alleen in strijd met de vooraf in de aanbestedingsstukken bekendgemaakte gunningssystematiek, maar ook met de aanbestedingsrechtelijke beginselen, aldus de voorzieningenrechter. Aan dit oordeel draagt bij dat RWS ter zitting heeft bevestigd dat niet kan worden uitgesloten dat wanneer (conform de gunningssystematiek) de kwaliteitsscore zou zijn berekend, de (fictieve) inschrijvingssom van Kristal lager was uitgevallen.
Opvallend is dat de rechtbank Oost-Brabant in een vergelijkbare situatie nog tot het oordeel kwam dat een aanbestedende dienst wél tot uitsluiting mocht overgaan van een inschrijving die het begrote bedrag (ruim) overschreed. In dat geval gaf een door de gemeenteraad vastgestelde begroting de doorslag, ook al was die begroting geen onderdeel van de aanbestedingstukken. Dat de voorzieningenrechter toeliet dat werd uitgesloten op basis van een eis (conformiteit met de gemeentebegroting) die geen onderdeel uitmaakte van de aanbestedingsstukken, is vanuit het transparantiebeginsel bezien zeer dubieus. Dat beginsel vereist immers dat alle voorwaarden van de aanbesteding vooraf duidelijk bekend worden gemaakt.
De Haagse benadering is naar mijn idee de juiste: als de winnende onderneming een budget overschrijdt dat niet met zoveel woorden als plafondbedrag in de stukken is opgenomen, dan kan die ‘onaanvaardbare inschrijving’ hooguit nog tot intrekking en heraanbesteding leiden en niet tot uitsluiting en gunning aan een ander.
Conclusie
Mijns inziens maakt de Haagse voorzieningenrechter terecht korte metten met de uitsluiting op grond van de overschrijding van een niet-bekendgemaakt budget. Wil een aanbestedende dienst een plafondbedrag hanteren, dan vereist het transparantiebeginsel dat dat bedrag in de aanbestedingsdocumenten wordt opgenomen.
Voor Rijkswaterstaat rest niets anders dan de opdracht te gunnen aan Kristal of, indien hij het budget toch wil handhaven, de aanbestedingsprocedure in te trekken.