Tot voor kort stelde het UWV zich op het standpunt dat bij een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds werknemers van een failliete onderneming geen beroep konden doen op de overnemingsregel van artikel 61 van de Werkloosheidswet (WW). Een onjuist standpunt, zo
besliste de Centrale Raad van Beroep recent.
Overnemingsregel
In artikel 61 WW is bepaald dat een werknemer recht heeft op een uitkering indien hij geldelijk nadeel ondervindt doordat de werkgever de bedragen die hij in verband met de dienstbetrekking met de werknemer aan derden verschuldigd is, niet heeft betaald. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor als de werkgever pensioenpremies aan een pensioenuitvoerder verschuldigd is, op grond van een met de werknemer gesloten pensioenovereenkomst. De pensioenpremies over ten hoogste het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de datum waartegen de dienstbetrekking door de curator is opgezegd, komen voor overneming in aanmerking. Dit is bepaald in artikel 64 WW.
Uitspraak
De werkgever kan het pensioen onderbrengen bij een pensioenverzekeraar of (onder omstandigheden) bij een pensioenfonds. Soms is sprake van een verplichte deelneming van de werkgever in een bedrijfstakpensioenfonds, namelijk als de werkgever valt onder de reikwijdtebepaling van een verplichtstellingsbeschikking van het ministerie van SZW. In dat geval moeten (in beginsel) alle deelnemers worden aangemeld bij het bedrijfstakpensioenfonds.
In de casus die bij de Centrale Raad van Beroep voorlag was sprake van een verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Vervoer. De werkgever was failliet, de curator zegde vervolgens de dienstverbanden met de werknemers op, waarna een van deze werknemers ten aanzien van de achterstallige pensioenpremies jegens het UWV een beroep deed op de overnemingsregel. Het UWV weigerde echter de premiebetaling over te nemen en voerde twee redenen aan.
Allereerst zou de deelnemer geen geldelijk nadeel hebben ondervonden van de achterstallige premiebetaling. Het UWV voerde in dit kader aan dat ook indien geen premies zouden zijn afgedragen, pensioenaanspraken geclaimd kunnen worden. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Het standpunt van het UWV is mijns inziens niet alleen onvoldoende onderbouwd, maar ook incorrect. Zelfs indien deelnemers toch pensioenaanspraken van het fonds kunnen claimen indien geen premiebetalingen gedaan zijn, kan er nadeel ontstaan. Het niet betalen van pensioenpremies kan immers zijn weerslag hebben op de financiële positie van het fonds, waarvan ook deelnemers nadeel kunnen ondervinden (zoals bijvoorbeeld het uitblijven van toeslagverlening of het toepassing van een kortingsmaatregel).
Ten tweede stelde het UWV dat geen beroep gedaan kan worden op de overnemingsregel, omdat de werkgever geen pensioenovereenkomst zou hebben gesloten met het pensioenfonds. Over dit punt overweegt de Centrale Raad van Beroep dat de verplichting tot premiebetaling voortvloeit uit de wet (artikel 4 Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds). De Centrale Raad van Beroep komt terecht tot deze conclusie, hoewel een andere redenering meer voor de hand ligt. Van een pensioenovereenkomst is namelijk ook bij een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds gewoon sprake. In artikel 2 lid 2 Pensioenwet is namelijk vastgelegd dat een verplichte deelneming wordt gelijkgesteld met een pensioenovereenkomst. De redenering van het UWV is naar mijn mening dan ook uiterst opmerkelijk. Het is zuur voor de werknemer dat hij tot aan de Centrale Raad van Beroep heeft moeten procederen om steun te krijgen voor zijn standpunt.
Bestuurdersaansprakelijkheid achterstallige pensioenpremies
In het voorgaande heb ik stil gestaan bij de verhouding van de werknemer tot het UWV. Een ander interessant aspect is de rol van bestuurders in dit soort situaties. Onder meer in (dreigende) faillissementssituaties wordt het optreden van de bestuurder kritisch onder de loep genomen. In sommige situaties kan een bestuurder (of medebeleidsbepaler) persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor (bijvoorbeeld) achterstallige pensioenpremies. Bestuurders moeten bedacht zijn op wettelijke bepalingen die specifiek in de situatie van pensioen eerder kunnen leiden tot persoonlijke bestuurdersaansprakelijkheid. De (tijdige) meldingsplicht van een bestuurder, indien de onderneming niet meer in staat is de pensioenpremies te voldoen, staat hierbij centraal. Op dit kennisportal staat meer nuttige informatie over deze meldingsplicht. Daarnaast zijn onze medewerkers van de vakgroep Pensioen graag bereid een en ander nader toe te lichten.
Overnemingsregel
In artikel 61 WW is bepaald dat een werknemer recht heeft op een uitkering indien hij geldelijk nadeel ondervindt doordat de werkgever de bedragen die hij in verband met de dienstbetrekking met de werknemer aan derden verschuldigd is, niet heeft betaald. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor als de werkgever pensioenpremies aan een pensioenuitvoerder verschuldigd is, op grond van een met de werknemer gesloten pensioenovereenkomst. De pensioenpremies over ten hoogste het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de datum waartegen de dienstbetrekking door de curator is opgezegd, komen voor overneming in aanmerking. Dit is bepaald in artikel 64 WW.
Uitspraak
De werkgever kan het pensioen onderbrengen bij een pensioenverzekeraar of (onder omstandigheden) bij een pensioenfonds. Soms is sprake van een verplichte deelneming van de werkgever in een bedrijfstakpensioenfonds, namelijk als de werkgever valt onder de reikwijdtebepaling van een verplichtstellingsbeschikking van het ministerie van SZW. In dat geval moeten (in beginsel) alle deelnemers worden aangemeld bij het bedrijfstakpensioenfonds.
In de casus die bij de Centrale Raad van Beroep voorlag was sprake van een verplichte deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds Vervoer. De werkgever was failliet, de curator zegde vervolgens de dienstverbanden met de werknemers op, waarna een van deze werknemers ten aanzien van de achterstallige pensioenpremies jegens het UWV een beroep deed op de overnemingsregel. Het UWV weigerde echter de premiebetaling over te nemen en voerde twee redenen aan.
Allereerst zou de deelnemer geen geldelijk nadeel hebben ondervonden van de achterstallige premiebetaling. Het UWV voerde in dit kader aan dat ook indien geen premies zouden zijn afgedragen, pensioenaanspraken geclaimd kunnen worden. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat deze stelling onvoldoende onderbouwd is. Het standpunt van het UWV is mijns inziens niet alleen onvoldoende onderbouwd, maar ook incorrect. Zelfs indien deelnemers toch pensioenaanspraken van het fonds kunnen claimen indien geen premiebetalingen gedaan zijn, kan er nadeel ontstaan. Het niet betalen van pensioenpremies kan immers zijn weerslag hebben op de financiële positie van het fonds, waarvan ook deelnemers nadeel kunnen ondervinden (zoals bijvoorbeeld het uitblijven van toeslagverlening of het toepassing van een kortingsmaatregel).
Ten tweede stelde het UWV dat geen beroep gedaan kan worden op de overnemingsregel, omdat de werkgever geen pensioenovereenkomst zou hebben gesloten met het pensioenfonds. Over dit punt overweegt de Centrale Raad van Beroep dat de verplichting tot premiebetaling voortvloeit uit de wet (artikel 4 Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds). De Centrale Raad van Beroep komt terecht tot deze conclusie, hoewel een andere redenering meer voor de hand ligt. Van een pensioenovereenkomst is namelijk ook bij een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds gewoon sprake. In artikel 2 lid 2 Pensioenwet is namelijk vastgelegd dat een verplichte deelneming wordt gelijkgesteld met een pensioenovereenkomst. De redenering van het UWV is naar mijn mening dan ook uiterst opmerkelijk. Het is zuur voor de werknemer dat hij tot aan de Centrale Raad van Beroep heeft moeten procederen om steun te krijgen voor zijn standpunt.
Bestuurdersaansprakelijkheid achterstallige pensioenpremies
In het voorgaande heb ik stil gestaan bij de verhouding van de werknemer tot het UWV. Een ander interessant aspect is de rol van bestuurders in dit soort situaties. Onder meer in (dreigende) faillissementssituaties wordt het optreden van de bestuurder kritisch onder de loep genomen. In sommige situaties kan een bestuurder (of medebeleidsbepaler) persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor (bijvoorbeeld) achterstallige pensioenpremies. Bestuurders moeten bedacht zijn op wettelijke bepalingen die specifiek in de situatie van pensioen eerder kunnen leiden tot persoonlijke bestuurdersaansprakelijkheid. De (tijdige) meldingsplicht van een bestuurder, indien de onderneming niet meer in staat is de pensioenpremies te voldoen, staat hierbij centraal. Op dit kennisportal staat meer nuttige informatie over deze meldingsplicht. Daarnaast zijn onze medewerkers van de vakgroep Pensioen graag bereid een en ander nader toe te lichten.
Gerelateerd
Pensioen en beloning