Op grond van de wet moet een financiële dienstverlener bij het aanbieden van krediet aan een consument naar behoren onderzoek doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de consument. Laat de financiële dienstverlener dit na en ontstaat er een situatie van ‘overkreditering’, dan schendt de financiële dienstverlener haar bijzondere zorgplicht jegens de consument en is zij aansprakelijk voor de schade.
De casus
Afab Geldservice BV (hierna:”Afab) is op enig moment een kredietovereenkomst aangegaan met een tweetal samenwonende consumenten (hierna:”het stel”). Afab heeft aan het stel een krediet verstrekt van € 25.000,- waarbij € 16.500,- diende te worden aangewend voor de herfinanciering van een ander nog lopend krediet. Feitelijk werd er door Afab € 8.500,- (€ 25.000,- - € 16.500,-) aan kredietruimte verschaft aan het stel. Het stel heeft de volledige kredietruimte opgenomen en besteed aan de reparatie van het dak van hun woning.
Op enig moment komt het stel er achter dat zij de lasten van de kredietovereenkomst niet kunnen dragen. Zij klagen bij Afab en klagen uiteindelijk ook bij de rechter en later bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna:”het hof”). Het hof bepaalt uiteindelijk dat Afab jegens het stel tekort is geschoten in haar zorgplicht en wel op basis van het volgende:
- Afab heeft te gelden als een professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener;
- Het stel ontbreekt het aan zodanige professionaliteit en deskundigheid. Het hof komt tot deze conclusie door uit te gaan van het opleidingsniveau van het stel (MBO);
- Afab had als professionele dienstverlener naar behoren onderzoek moeten doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van het stel;
- Bij een kredietovereenkomst die niet past binnen het risicoprofiel van consumenten dient er door Afab te worden gewaarschuwd voor de risico’s of zou Afab de overeenkomst zelfs moeten ontraden;
- Deze plichten voor financiële dienstverleners moeten er voor zorgen dat consumenten worden beschermd tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid;
- Bij een juist onderzoek had Afab kunnen en moeten concluderen dat de kredietovereenkomst financieel door het stel niet kon worden gedragen. Door toch de overeenkomst te sluiten is Afab jegens het stel tekortgeschoten in haar zorgplicht. Afab dient de schade van het stel te vergoeden.
Schade
Van belang in de zaak is de vraag wat wordt gezien als schade. Het stel claimt de verkregen kredietruimte van € 8.500,- als schade. Het gerechtshof oordeelt dat de kredietruimte van € 8.500,- niet mag worden aangemerkt als schade nu dit bedrag ter beschikking is gesteld aan het stel en er gebruik van is gemaakt. Wat echter wel als schade moet worden gezien, zijn de reeds betaalde en de nog verschuldigde rentetermijnen over het bedrag van € 8.500,-.
Eigen schuld
Het onderhavige arrest van het hof is helder en geeft goede handvatten voor de praktijk. De lijn wordt door het hof doorgetrokken dat de consument in vergaande mate dient te worden beschermd en er wordt duidelijkheid gegeven over wat wordt bezien als schade bij overkreditering. Wat echter opvalt is dat Afab geen beroep heeft gedaan op artikel 6:101 BW; de eigen schuld.
Als er sprake is van een schending van een zorgplicht van een financiële dienstverlener, dan dient de financiële dienstverlener in principe de volledige schade van de consument te vergoeden. Artikel 6:101 BW bepaalt echter dat, gebaseerd op de omstandigheden van het geval, de schade verdeeld kan worden tussen partijen naar mate van evenredigheid als er aan beide kanten ‘fouten’ zijn gemaakt.
Meerdere malen heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat er van een consument mag worden verwacht dat er tot op zekere hoogte inspanningen worden verricht om financiële diensten te begrijpen en te doorgronden. Wordt dit nagelaten, dan kan dit grond bieden voor verdeling van de schade naar evenredigheid. Daarbij geldt als vuistregel dat de fouten van de consument minder zwaar wegen dan die van de financiële dienstverlener nu de op deze financiële dienstverlener rustende bijzondere zorgplicht de strekking heeft de consument te beschermen tegen zijn eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht.
De reden dat er in de onderhavige kwestie niet is gesproken van eigen schuld zal alles te maken hebben met de kennis en kunde van het stel. Zo werd er in een andere kwestie, waarbij de consumenten beschikte over meer kennis en kunde dan het stel, geoordeeld dat:
“[eiser c.s.] zijn geen financieel specialist, maar zij vallen wel in de categorie van ontwikkelde klanten met een vrij hoog inkomen, aan wie de schending van zijn onderzoeksplicht zwaarder valt toe te rekenen dan aan laag opgeleide klanten met een minimumloon”.
Tot besluit
Het behandelde arrest is aan de ene kant wederom een prikkel voor financiële dienstverleners om te waken voor overkreditering. Een prikkel die overigens ook al wordt gegeven door artikel 4:34 Wft (verbod op overkreditering). Aan de andere kant zal deze prikkel er voor kunnen zorgen dat financiële dienstverleners, om aan hun zorgplicht te voldoen, de lat voor verstrekking van financiële producten verhogen. Of dat wenselijk is voor de economie is nog maar de vraag.
De casus
Afab Geldservice BV (hierna:”Afab) is op enig moment een kredietovereenkomst aangegaan met een tweetal samenwonende consumenten (hierna:”het stel”). Afab heeft aan het stel een krediet verstrekt van € 25.000,- waarbij € 16.500,- diende te worden aangewend voor de herfinanciering van een ander nog lopend krediet. Feitelijk werd er door Afab € 8.500,- (€ 25.000,- - € 16.500,-) aan kredietruimte verschaft aan het stel. Het stel heeft de volledige kredietruimte opgenomen en besteed aan de reparatie van het dak van hun woning.
Op enig moment komt het stel er achter dat zij de lasten van de kredietovereenkomst niet kunnen dragen. Zij klagen bij Afab en klagen uiteindelijk ook bij de rechter en later bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna:”het hof”). Het hof bepaalt uiteindelijk dat Afab jegens het stel tekort is geschoten in haar zorgplicht en wel op basis van het volgende:
- Afab heeft te gelden als een professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener;
- Het stel ontbreekt het aan zodanige professionaliteit en deskundigheid. Het hof komt tot deze conclusie door uit te gaan van het opleidingsniveau van het stel (MBO);
- Afab had als professionele dienstverlener naar behoren onderzoek moeten doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van het stel;
- Bij een kredietovereenkomst die niet past binnen het risicoprofiel van consumenten dient er door Afab te worden gewaarschuwd voor de risico’s of zou Afab de overeenkomst zelfs moeten ontraden;
- Deze plichten voor financiële dienstverleners moeten er voor zorgen dat consumenten worden beschermd tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid;
- Bij een juist onderzoek had Afab kunnen en moeten concluderen dat de kredietovereenkomst financieel door het stel niet kon worden gedragen. Door toch de overeenkomst te sluiten is Afab jegens het stel tekortgeschoten in haar zorgplicht. Afab dient de schade van het stel te vergoeden.
Schade
Van belang in de zaak is de vraag wat wordt gezien als schade. Het stel claimt de verkregen kredietruimte van € 8.500,- als schade. Het gerechtshof oordeelt dat de kredietruimte van € 8.500,- niet mag worden aangemerkt als schade nu dit bedrag ter beschikking is gesteld aan het stel en er gebruik van is gemaakt. Wat echter wel als schade moet worden gezien, zijn de reeds betaalde en de nog verschuldigde rentetermijnen over het bedrag van € 8.500,-.
Eigen schuld
Het onderhavige arrest van het hof is helder en geeft goede handvatten voor de praktijk. De lijn wordt door het hof doorgetrokken dat de consument in vergaande mate dient te worden beschermd en er wordt duidelijkheid gegeven over wat wordt bezien als schade bij overkreditering. Wat echter opvalt is dat Afab geen beroep heeft gedaan op artikel 6:101 BW; de eigen schuld.
Als er sprake is van een schending van een zorgplicht van een financiële dienstverlener, dan dient de financiële dienstverlener in principe de volledige schade van de consument te vergoeden. Artikel 6:101 BW bepaalt echter dat, gebaseerd op de omstandigheden van het geval, de schade verdeeld kan worden tussen partijen naar mate van evenredigheid als er aan beide kanten ‘fouten’ zijn gemaakt.
Meerdere malen heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat er van een consument mag worden verwacht dat er tot op zekere hoogte inspanningen worden verricht om financiële diensten te begrijpen en te doorgronden. Wordt dit nagelaten, dan kan dit grond bieden voor verdeling van de schade naar evenredigheid. Daarbij geldt als vuistregel dat de fouten van de consument minder zwaar wegen dan die van de financiële dienstverlener nu de op deze financiële dienstverlener rustende bijzondere zorgplicht de strekking heeft de consument te beschermen tegen zijn eigen lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht.
De reden dat er in de onderhavige kwestie niet is gesproken van eigen schuld zal alles te maken hebben met de kennis en kunde van het stel. Zo werd er in een andere kwestie, waarbij de consumenten beschikte over meer kennis en kunde dan het stel, geoordeeld dat:
“[eiser c.s.] zijn geen financieel specialist, maar zij vallen wel in de categorie van ontwikkelde klanten met een vrij hoog inkomen, aan wie de schending van zijn onderzoeksplicht zwaarder valt toe te rekenen dan aan laag opgeleide klanten met een minimumloon”.
Tot besluit
Het behandelde arrest is aan de ene kant wederom een prikkel voor financiële dienstverleners om te waken voor overkreditering. Een prikkel die overigens ook al wordt gegeven door artikel 4:34 Wft (verbod op overkreditering). Aan de andere kant zal deze prikkel er voor kunnen zorgen dat financiële dienstverleners, om aan hun zorgplicht te voldoen, de lat voor verstrekking van financiële producten verhogen. Of dat wenselijk is voor de economie is nog maar de vraag.
Gerelateerd
Commercial