Tijdigheid instellen eis in de hoofdzaak
Na de beslaglegging dient de beslaglegger binnen een door de rechter bepaalde termijn een gerechtelijke procedure te starten. In deze procedure vraagt de beslaglegger om inzage in de bestanden die door het beslag zijn getroffen - dit wordt de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak genoemd.
In principe is de termijn twee weken, maar meestal verzoekt de beslaglegger om een langere termijn van vier of zes weken, die ook wordt toegewezen.
Deze termijn is cruciaal. Als de beslaglegger te laat is, vervalt het beslag automatisch. Hoewel de beslaglegger de rechtbank kan verzoeken om de termijn te verlengen en zo’n verzoek vaak wordt toegewezen, is het mogelijk om hiertegen bezwaar te maken.
Afwijzing vordering waarvoor beslag is gelegd
Het beslag vervalt ook als de vordering waarvoor het beslag gelegd is, wordt afgewezen. Dit betekent dat de beslaglegger ongelijk krijgt van de rechter. Om dit te bereiken moet je verweer voeren in de gerechtelijke procedure. Doe je dat niet, dan wordt er doorgaans een verstekvonnis gewezen waarin de inzagevordering wordt toegewezen. De beslaglegger krijgt dan inzage in de in beslag genomen bestanden.
Bewijsbeslag vervalt pas als de afwijzing definitief is. Dit wordt kracht van gewijsde genoemd. Als de beslaglegger in hoger beroep gaat, blijft het bewijsbeslag bestaan voor de duur van het hoger beroep.
Opheffing wegens schikking
Bewijsbeslag wordt in de praktijk vaak opgeheven omdat partijen een schikking bereiken. Er zijn uiteenlopende redenen om een schikking te overwegen, zoals: de beslaglegger heeft een sterke zaak, je wil (koste wat kost) voorkomen dat de beslaglegger inzage krijgt, of je wil niet investeren in het voeren van verweer. Overweeg je een schikking, denk er dan wel aan om de opheffing van het bewijsbeslag en afgifte of vernietiging van in beslag genomen bestanden uitdrukkelijk te benoemen in de vaststellingsovereenkomst.
Zelf opheffing vorderen: een optie?
Wil je het verloop van de inzageprocedure niet afwachten? Dan kun je zelf een procedure starten om opheffing van het bewijsbeslag te vorderen, meestal een kort geding.
Een bewijsbeslag kan worden opgeheven op basis van bepaalde gronden, met name als de summierlijke ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit houdt in dat je aannemelijk moet maken dat de grondslag van het bewijsbeslag onjuist is. Het is daarvoor niet voldoende dat je het oneens bent met de beslaglegging of de vordering waarvoor het beslag is gelegd. Het moet echt gaan om een situatie waarin het evident is dat de vordering ondeugdelijk is.
In de praktijk worden veel vorderingen tot opheffing afgewezen, omdat de rechter niet vooruit wil lopen op de uitkomst van de inzageprocedure. Rechters zijn terughoudend om een bewijsbeslag op te heffen. Maar kun je de ondeugdelijkheid van de vordering daadwerkelijk (eenvoudig) onderbouwen, dan is een kort geding om het beslag op te laten heffen wellicht de moeite waard.
Gevolgen verval of opheffing
Als het beslag vervalt of wordt opgeheven, moet de beslaglegger de in beslag genomen bestanden afgeven en mag hij geen kopieën achterhouden. De bestanden zijn in bewaring bij een gerechtelijk bewaarder, vaak de betrokken IT-deskundige of deurwaarder. In de praktijk zal dus de gerechtelijk bewaarder degene zijn die de bestanden dient af te geven en/of te vernietigen.
Tot slot: juridisch advies bij bewijsbeslagen
Ons kantoor adviseert regelmatig over bewijsbeslagen. Heb je vragen over dit onderwerp of wil je juridisch advies, neem dan gerust contact met mij op.