Wat is een openbare weg?
De Wegenwet regelt of een weg respectievelijk wegonderdeel openbaar en dus voor eenieder toegankelijk is. Hiervoor is niet bepalend of de weg ligt op gemeentegrond. Een weg op gronden in privé-eigendom kan dus een openbare weg zijn in de zin van de Wegenwet. Evenmin is bepalend of de weg op dit moment feitelijk toegankelijk is, en of op de weg een (openbare) verkeersbestemming rust. Wil er sprake zijn van een openbare weg, dan moet aan twee voorwaarden worden voldaan:
- er moet sprake zijn van een ‘weg’ in de zin van artikel 1 Wegenwet;
- de weg moet openbaar zijn in de zin van artikel 4 Wegenwet.
Weg in de zin van de Wegenwet (a)
De Wegenwet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen. Hieronder vallen volgens artikel 1 van de Wegenwet ook verkeersbanen voor beperkt gebruik, zoals voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen. In de rechtspraak zijn daarop nog toevoegingen gedaan, zoals parkeerplaatsen. De genoemde voorbeelden kunnen dus openbare wegen zijn, maar de rechter kan hier in het concrete geval ook anders over oordelen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt de kwalificatie als ‘weg’ beoordeeld langs een vast beoordelingskader:
“De Wegenwet heeft naar het oordeel van de Afdeling betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen.” [onderstreping, auteurs]
Bij het bepalen van de functie voor het afwikkelen van openbaar verkeer speelt een rol of de weg een algemene verkeersfunctie vervult of uitsluitend gebruikt wordt door bestemmingsverkeer. De voorgeschiedenis kan inzicht geven in de verkeersfunctie van de weg. Bepalend is echter of weg op dit moment feitelijk wordt gebruikt (en niet of deze kan worden gebruikt) door het openbare verkeer. Verder is de ligging, vormgeving en gesteldheid van de weg ook van belang. Tot slot duidt gemeentelijk onderhoud op een openbare weg en dus ook op een ‘weg’ in de zin van de Wegenwet (vgl. artikel 15 Wegenwet).
Openbare weg (b)
Een ‘weg’ is op grond van de wegenwet in beginsel niet openbaar. Slechts indien zich een van de volgende situaties voordoet mag een weg worden aangemerkt als openbaar in de zin van de Wetenwet (artikel 4 lid 1 Wegenwet):
- wanneer deze gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is;
- wanneer deze gedurende tien achtereenvolgende jaren voor eenieder toegankelijk is en gedurende die tijd is onderhouden door het Rijk, de Provincie of de gemeente;
- wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft toegekend.
Een weg is niet openbaar geworden indien gedurende een tijdvak van ten minste één jaar duidelijk kenbaar is gemaakt dat de betreffende weg slechts met toestemming van de grondeigenaar toegankelijk is (artikel 4 lid 2 Wegenwet). Dit kenbaar maken kan op grond van artikel 4 lid 3 Wegenwet geschieden door het stellen van opschriften als ‘eigen weg’, ‘particuliere weg', ‘private weg’ en soortgelijke, of andere kentekenen. Maar ook bijvoorbeeld door toegangspoorten en de sluiting daarvan in de nachtelijke uren kan de grondeigenaar voorkomen dat een weg openbaar wordt. De openbaarheid van de weg vormt vaak onderwerp van geschil in procedures. Ook daarop zal in het debat tussen partijen dan moeten worden ingegaan.
Degene die zich beroept op de openbaarheid van een weg, moet die openbaarheid aannemelijk maken. Van belang is dat iedere gemeente is verplicht een openbare ‘wegenlegger’ vast te stellen waarin onder meer het onderhoud van de openbare wegen wordt geregeld. Indien een openbare weg is opgenomen in de wegenlegger, is dit voor de belangrijk aanwijzing dat die weg vermoed wordt openbaar te zijn (artikel 49 Wegenwet). Het opvragen en raadplegen van de wegenlegger is daarom geadviseerd.
Einde openbaarheid
Belangrijk is dat een grondeigenaar wiens weg eenmaal openbaar is geworden, de weg niet zelfstandig uit de openbaarheid kan onttrekken. Uitsluitend het bevoegd gezag, in veel gevallen de gemeenteraad, kan besluiten om een openbare weg uit de openbaarheid te onttrekken. Deze bevoegdheid is van discretionaire aard, hetgeen wil zeggen dat de gemeenteraad niet verplicht is om aan dit verzoek gehoor te geven (‘kan’). Aan de gemeenteraad komt daarbij een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient het aanwenden van deze bevoegdheid terughoudend te beoordelen, te weten of sprake is geweest van strijd met wettelijke voorschriften dan wel van zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan. Een weg houdt buiten de wil van het bevoegd gezag slechts op openbaar te zijn indien de weg gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor een ieder toegankelijk is geweest. Daarvoor kan een vergelijkbare (lastige) partijdiscussie plaatsvinden als wij hierboven hebben omschreven.
Belemmeringen en beperkingen voor de eigenaar van de openbare weg
Een eigenaar heeft normaliter het exclusieve gebruik van zijn eigendommen en dus ook van de wegen die daarop zijn gelegen (artikel 5:2 BW). Echter is de eigenaar van een openbare weg (‘rechthebbende’) op grond van de wet verplicht het normale gebruik van zijn weg en de berm door het openbare verkeer dulden (artikel 14 lid 1 en 2 Wegenwet). Hij mag daarin dus geen belemmeringen aanbrengen die het normale gebruik beperken. Daarnaast heeft de grondeigenaar ook te dulden (artikel 14 lid 3 Wegenwet):
- de uitvoering van alle werken tot onderhoud of verbetering van de weg;
- de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van wegen en uitwegen;
- het aanwezig zijn, plaatsen en onderhouden van voorwerpen boven, op en in de weg en berm ten behoeve van het verkeer over de weg, van de onder I en II omschreven werken en van de uitvoering daarvan.
Wegenwet regelt de onderhoudsplicht van een openbare weg
Tegenover deze beperkingen van het eigendomsrecht regelt de Wegenwet dat de onderhoudsplicht van een openbare weg op particulier terrein berust bij de overheid indien een van de volgende omstandigheden zich voordoen:
- De gemeente verplicht is de weg te onderhouden, omdat zij die weg gedurende tien jaar achtereenvolgende heeft onderhouden ook al was die weg nog niet openbaar (artikel 15 lid 2 Wegenwet);
- De onderhoudsplicht door verjaring (twintig jaar) is teniet gegaan. Als de onderhoudsplichtige niet voldoet aan zijn onderhoudsplicht en de gemeente hem twintig jaar lang niet heeft gewezen op de nakoming van zijn onderhoudsplicht, dan is de onderhoudsplicht daarmee verjaard en gaat deze over naar de gemeente (artikel 23 Wegenwet);
- De particulier zijn onderhoudsplicht in het verleden heeft overgedragen aan een ander, bijvoorbeeld de gemeente. Voor wegen buiten de bebouwde kom is dit opgenomen in de Wegenlegger.
Het afdwingen van onderhoud aan een openbare weg via bestuursdwang is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet mogelijk omdat de Wegenwet geen grondslag voor bestuursdwang biedt. Voor het afdwingen van dit onderhoud zal de gemeente een grondslag in een lokale verordening zoals de APV moeten opnemen. Ook is het mogelijk om het onderhoud af te dwingen via de burgerlijke rechter.
Meer informatie?
Wilt u weten of een weg op uw perceel openbaar is? Of heeft u vragen over het gebruik en onderhoud van openbare wegen? Neem dan contact op met Coen van Schaijk of Jeroen Niederer, advocaten bij de sectie Overheid en Vastgoed en gespecialiseerd in wegenrecht.