Sinds de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 20 januari 2009 is er onduidelijkheid ontstaan op het gebied van de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte. In de Nederlandse wet (artikel 7:635 lid 4 BW) staat weliswaar duidelijk vermeld dat een zieke werknemer slechts over de laatste zes maanden vakantie opbouwt, maar het Hof heeft besloten dat deze wettelijke bepaling in strijd is met een Europese richtlijn, omdat (ook) een zieke werknemer aanspraak moet kunnen maken op het minimum aantal wettelijke vakantiedagen (van viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week). Leidt dit oordeel ertoe dat zieke werknemers op dit moment een hogere vakantieaanspraak kunnen gaan claimen? Dit valt vooralsnog zeer te betwijfelen.
Vooropgesteld moet worden dat burgers jegens private werkgevers in beginsel geen beroep toekomen op Europese richtlijnen (zgn. horizontale werking). Deze richtlijnen zijn namelijk bedoeld voor de EU-landen, die hun wetgeving daarmee in overeenstemming moeten brengen. Zolang de Nederlandse wetgeving op het gebied van de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte niet is aangepast, geldt dan ook als uitgangspunt dat zieke werknemers geen aanspraken kunnen ontlenen aan de Europese richtlijn.
Desalniettemin heeft een zieke ex-werkneemster recentelijk via een civiele procedure met succes aanspraak gemaakt op uitbetaling van haar vakantiedagen op basis van een volledige opbouw. De kantonrechter te Utrecht heeft bij vonnis van 14 oktober 2009 onderschreven dat burgers in beginsel niet (rechtstreeks) rechten kunnen ontlenen aan de Europese richtlijn, maar heeft dit staatsrechtelijke uitgangspunt vervolgens “omzeild” door te overwegen dat toepassing van de beperkte vakantieopbouw tijdens ziekte in strijd is met het goed werkgeverschap. De werkneemster had ook tijdens haar ziekteperiode in staat moet worden gesteld het minimum aantal wettelijke vakantiedagen op te nemen en nu zij hiertoe niet in staat is gesteld dienen de vakantiedagen bij een uitdiensttreding te worden uitbetaald, aldus de kantonrechter. In feite oordeelt de kantonrechter derhalve dat in dit geval strikte toepassing van de Nederlandse wettelijke bepaling betreffende de beperkte opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte (weliswaar in strijd met de Europese richtlijn), slecht werkgeverschap impliceert.
Deze uitspraak van de kantonrechter heeft ertoe geleid dat bij veel werkgevers de vraag rijst of zij alvast voorzieningen moeten gaan treffen voor claims van zieke (ex-)werknemers. Dit lijkt echter wat prematuur, omdat hierna in een vergelijkbare kwestie het Gerechtshof te Amsterdam op 10 november 2009 dergelijke claims een halt heeft toegeroepen. Het Gerechtshof overweegt dat de Nederlandse wettelijke bepaling in strijd is met de Europese richtlijn, maar heeft hieraan tegelijkertijd toegevoegd dat werknemers niet rechtstreeks ten opzichte van hun private werkgever rechten kunnen ontlenen aan deze richtlijn. Voor zieke werknemers blijft derhalve vooralsnog de in de Nederlandse wetgeving vermelde beperkte opbouw van vakantiedagen gelden, aldus het Gerechtshof.
Kortom: in het licht van genoemd arrest van het Gerechtshof lijkt het erop dat private werkgevers vooralsnog niet hoeven te vrezen voor claims van zieke (ex-)werknemers voor een volledige opbouw van vakantiedagen. Werkgevers dienen er echter wel bedacht op te zijn dat de Nederlandse wetgever op enig moment de wetgeving op het gebied van de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte, in het voordeel van werknemers zal gaan aanpassen. Deze aanpassing kan tot een stuwmeer aan vakantiedagen leiden, daar de Nederlandse wetgeving (artikel 7:637 lid 2 BW) tegelijkertijd bepaalt dat dagen waarop de werknemer tijdens een vastgestelde vakantie ziek is in beginsel niet als vakantiedagen worden aangemerkt. Het is maar de vraag of de Europese richtlijn dit vergaande effect heeft beoogd.
Vooropgesteld moet worden dat burgers jegens private werkgevers in beginsel geen beroep toekomen op Europese richtlijnen (zgn. horizontale werking). Deze richtlijnen zijn namelijk bedoeld voor de EU-landen, die hun wetgeving daarmee in overeenstemming moeten brengen. Zolang de Nederlandse wetgeving op het gebied van de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte niet is aangepast, geldt dan ook als uitgangspunt dat zieke werknemers geen aanspraken kunnen ontlenen aan de Europese richtlijn.
Desalniettemin heeft een zieke ex-werkneemster recentelijk via een civiele procedure met succes aanspraak gemaakt op uitbetaling van haar vakantiedagen op basis van een volledige opbouw. De kantonrechter te Utrecht heeft bij vonnis van 14 oktober 2009 onderschreven dat burgers in beginsel niet (rechtstreeks) rechten kunnen ontlenen aan de Europese richtlijn, maar heeft dit staatsrechtelijke uitgangspunt vervolgens “omzeild” door te overwegen dat toepassing van de beperkte vakantieopbouw tijdens ziekte in strijd is met het goed werkgeverschap. De werkneemster had ook tijdens haar ziekteperiode in staat moet worden gesteld het minimum aantal wettelijke vakantiedagen op te nemen en nu zij hiertoe niet in staat is gesteld dienen de vakantiedagen bij een uitdiensttreding te worden uitbetaald, aldus de kantonrechter. In feite oordeelt de kantonrechter derhalve dat in dit geval strikte toepassing van de Nederlandse wettelijke bepaling betreffende de beperkte opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte (weliswaar in strijd met de Europese richtlijn), slecht werkgeverschap impliceert.
Deze uitspraak van de kantonrechter heeft ertoe geleid dat bij veel werkgevers de vraag rijst of zij alvast voorzieningen moeten gaan treffen voor claims van zieke (ex-)werknemers. Dit lijkt echter wat prematuur, omdat hierna in een vergelijkbare kwestie het Gerechtshof te Amsterdam op 10 november 2009 dergelijke claims een halt heeft toegeroepen. Het Gerechtshof overweegt dat de Nederlandse wettelijke bepaling in strijd is met de Europese richtlijn, maar heeft hieraan tegelijkertijd toegevoegd dat werknemers niet rechtstreeks ten opzichte van hun private werkgever rechten kunnen ontlenen aan deze richtlijn. Voor zieke werknemers blijft derhalve vooralsnog de in de Nederlandse wetgeving vermelde beperkte opbouw van vakantiedagen gelden, aldus het Gerechtshof.
Kortom: in het licht van genoemd arrest van het Gerechtshof lijkt het erop dat private werkgevers vooralsnog niet hoeven te vrezen voor claims van zieke (ex-)werknemers voor een volledige opbouw van vakantiedagen. Werkgevers dienen er echter wel bedacht op te zijn dat de Nederlandse wetgever op enig moment de wetgeving op het gebied van de opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte, in het voordeel van werknemers zal gaan aanpassen. Deze aanpassing kan tot een stuwmeer aan vakantiedagen leiden, daar de Nederlandse wetgeving (artikel 7:637 lid 2 BW) tegelijkertijd bepaalt dat dagen waarop de werknemer tijdens een vastgestelde vakantie ziek is in beginsel niet als vakantiedagen worden aangemerkt. Het is maar de vraag of de Europese richtlijn dit vergaande effect heeft beoogd.
Gerelateerd
Pensioen en beloning