In deze zaak (ECLI:NL:RVS:2022:4001) wenste een woonstichting een complex met seniorenappartementen te bouwen, waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig was. De raad heeft toen geweigerd om het bestemmingsplan vast te stellen, omdat een maatschappelijk draagvlak ontbrak, de stedenbouwkundige opzet afweek van de omgeving en op de betreffende percelen onvoldoende parkeerplaatsen zouden zijn.
Ontbreken maatschappelijk draagvlak
De woonstichting heeft in beroep aangevoerd dat het ontbreken van maatschappelijk draagvlak op zichzelf geen dragend argument kan zijn om de vaststelling van een bestemmingsplan te weigeren. Deze beroepsgrond slaagt niet, omdat de raad meer argumenten had voor de weigering. De Afdeling overweegt als volgt:
"3.2. In dit geval is niet alleen het gebrek aan een maatschappelijk draagvlak aan het besluit ten grondslag gelegd. Dat is dus anders dan in de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1542, overweging 4.4, waarnaar VechtHorst verwijst. De raad heeft het gebrek namelijk in samenhang bezien met de argumenten over de stedenbouwkundige opzet en parkeerplaatsen. De raad heeft daarmee een eigen standpunt over de aanvaardbaarheid van het ontwerpplan ingenomen."
In samenhang met andere (ruimtelijke) argumenten kan het ontbreken van een maatschappelijk draagvlak dus wel aan een weigeringsbesluit ten grondslag worden gelegd.
Andere gebreken
Het beroep van de woonstichting slaagt uiteindelijk alsnog vanwege een motiveringsgebrek ten aanzien van de stedenbouwkundige opzet en de parkeerplaatsen. De raad heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom de stedenbouwkundige opzet van het ontwerpplan zo afwijkt van de omgeving dat dit niet in verhouding staat tot de met het ontwerpplan te dienen doelen. Bij dit oordeel heeft de Afdeling betrokken dat het geldende bestemmingsplan ook aaneengesloten woningbouw mogelijk maakt en dat de raad niet concreet heeft gereageerd op een argument over het hetzelfde bebouwingspercentage in het geldende bestemmingsplan en het ontwerpplan.
Bij de berekening van de parkeerbehoefte had de raad zich zonder deugdelijke motivering op het standpunt gesteld dat het hoogste parkeerkengetal moest worden gehanteerd in plaats van de gebruikelijke norm, het gemiddelde van de bandbreedte. De reden hiervoor zou bestaande parkeeroverlast in de omgeving zijn en het risico op vergroting daarvan, omdat andere doelgroepen dan senioren niet zijn uitgesloten in het ontwerpplan. De raad heeft volgens de Afdeling niet concreet gemaakt waarom, ondanks de aard, omvang en ligging van het complex, rekening moest worden gehouden met andere bewoners dan senioren. Er bestonden dan ook geen duidelijke aanwijzingen dat het complex zou leiden tot een vergroting van de aanwezige parkeeroverlast.
Met het oog op een spoedige afhandeling van het geschil heeft de Afdeling de raad de opdracht gegeven om de gebreken te herstellen.
Heeft u een vraag over een bestemmingsplan of een ander ruimtelijk besluit? Neem contact op met Tessa Hubregtse.