Ontbinding dienstverleningsovereenkomst bij onvoorziene omstandigheden

16 augustus 2023, laatst geüpdatet 11 september 2024
Het hof ‘s-Hertogenbosch heeft op 25 juli 2023 een arrest gewezen over de ontbinding van een dienstverleningsovereenkomst wegens onvoorziene omstandigheden in de vorm van de coronapandemie. In veel jurisprudentie die tot op heden over de coronacrisis is gewezen was sprake van de ontbinding van (of huurprijsvermindering in) huurovereenkomsten. Aangezien het hier ging om een dienstverleningsovereenkomst verdient dit arrest nadere bespreking.
In dit artikel

De casus

In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of de volledige overeengekomen prijs verschuldigd is voor de werkzaamheden die opdrachtnemer tijdens de Technishow in maart 2020 zou verrichten. Partijen hebben op 3 maart 2020 een overeenkomst gesloten. Opdrachtnemer zou tijdens de Technishow voor opdrachtgever cateringdiensten verlenen en hostesses beschikbaar stellen. Op 16 maart 2020 heeft opdrachtgever een mail gestuurd, waarin wordt gemeld dat de Technishow – vanwege de coronamaatregelen – door de Jaarbeurs is afgelast. Opdrachtnemer heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een onvoorwaardelijke overeenkomst tussen partijen, waarbij de opdrachtgever verplicht is om de volledige overeengekomen prijs te betalen.

Het vervolg

De kantonrechter heeft bij eindvonnis op 6 april 2022 geoordeeld dat opdrachtgever de volledige overeengekomen prijs aan opdrachtnemer dient te betalen. Tegen het eindvonnis is de opdrachtgever in hoger beroep gegaan. De opdrachtgever heeft zich bij het hof beroepen op ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst wegens onvoorziene omstandigheden. De opdrachtgever heeft gesteld dat zij – vanwege de coronapandemie – in het geheel geen gebruik meer kon maken van de overeengekomen diensten van de opdrachtnemer. Daarnaast heeft de opdrachtgever gesteld dat het nadeel voor partijen enkel bestaat uit de tijd en energie die zij hebben besteed aan de onderhandelingen over het sluiten van de overeenkomst en dat de opdrachtnemer verder geen financieel nadeel heeft geleden, nu de diensten niet zijn uitgevoerd.

Het hof heeft vooropgesteld dat het volgens artikel 6:258 lid 1 BW op vordering van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of de overeenkomst geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden.

Het hof concludeert in het arrest dat in deze situatie een grond bestaat tot het ontbinden van de overeenkomst, aangezien sprake is van een onvoorziene omstandigheid op grond van artikel 6:258 BW. Het hof sluit zich aan bij het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 over de gevolgen van de coronapandemie voor de huurprijzen van bedrijfsruimte. In dat arrest oordeelt de Hoge Raad als volgt:

“De omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, is bij een huurovereenkomst gesloten voor 15 maart 2020, behoudens concrete aanwijzingen voor het tegendeel, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW op grond waarvan de rechter de huurovereenkomst kan aanpassen door de huurprijs te verminderen.”

Het hof concludeert verder dat het nadeel dat is ontstaan door de onvoorziene omstandigheid van de coronapandemie, niet in de risicosfeer van een der partijen valt. Omdat opdrachtnemer nog geen kosten had gemaakt voor de uitvoering van de overeenkomst, wordt de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ontbonden.

Conclusie

Dit arrest is opvallend omdat het hof heeft geoordeeld dat ook bij andersoortige overeenkomsten dan huurovereenkomsten (zoals de dienstverleningsovereenkomst in kwestie) de coronapandemie een onvoorziene omstandigheid vormt die kan nopen tot aanpassing (of in dit geval zelfs ontbinding) van de overeenkomst. Er zijn relatief weinig uitspraken over de rol die de coronapandemie heeft gespeeld in andere overeenkomsten dan huurovereenkomsten, terwijl tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld veel vergelijkbare dienstverleningsovereenkomsten als de onderhavige (voor bijvoorbeeld schoonmaak of catering in kantoorpanden) wel zijn doorgelopen, terwijl de prestatie lang niet altijd (in dezelfde mate) is verricht.

Het is mogelijk dat opdrachtgevers in die relaties zich alsnog op het standpunt stellen dat door de coronapandemie ook in die overeenkomsten ingegrepen dient te worden, nu in veel gevallen wel betaald zal zijn voor diensten die niet geleverd zijn als gevolg van de coronapandemie.

Wilt u meer weten over de gevolgen van de coronapandemie, bijvoorbeeld in huurkwesties? In een eerder artikel zijn we ingegaan op de mogelijke gevolgen.

Heeft u vragen over dit artikel? Neemt u dan contact op met Rutger Fabritius of Daniël Veen via de contactinformatie in de zijbalk.

Hof wijkt af van heersende lijn waarschuwingsplicht: wees gewaarschuwd?

Terugblikkend op een jaar vol met interessante jurisprudentie, bespreek ik in deze blog een arrest van het hof ’s-Hertogenbosch over de waarschuwingsplicht van...
Huurrecht

Huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk

Na een periode van onduidelijkheid heeft de Hoge Raad een knoop doorgehakt over de (on)eerlijkheid van een huurprijswijzigingsbeding. De Hoge Raad heeft...
Vastgoed

Belangrijke veranderingen in servicekosten: wijzigingen in de btw-behandeling per 1 januari 2025 en wetsvoorstel met huurrechtelijke aanpassingen

Bij de verhuur van woonruimte en commercieel vastgoed worden vrijwel altijd servicekosten en kosten voor nutsvoorzieningen in rekening gebracht aan de...

Geen strengere maatstaf voor inbezitneming publieke grond

In de rechtspraak wordt zo nu en dan geoordeeld dat voor publieke gronden een strengere maatstaf voor inbezitneming zou moeten gelden dan voor niet publieke...

Verkoper aansprakelijk door mededelingen over bodemverontreiniging?

Indien de koper van onroerend goed na aankoop ontdekt dat er bodemverontreiniging aanwezig is, zal hij vaak proberen zijn schade te verhalen op de verkoper....

Voornemen tot prejudiciële vragen: het spanningsveld tussen eigendom van de woning vs. belangen van het kind bij ontruiming

Dinsdag 8 oktober jl. heeft de rechtbank Noord-Holland een opmerkelijk tussenvonnis gewezen in een ontruimingskort geding. Voor wat betreft de situatie dat er...
No posts found