In een eerder artikel besprak ik de werking en gevolgen van een vordering op de voet van kennelijk onbehoorlijk bestuur, neergelegd in art. 2:248 Burgerlijk Wetboek (“BW”). De curator staat echter ook nog een andere vordering ten dienste: onbehoorlijke taakvervulling, neergelegd in art. 2:9 BW. Op het eerste gezicht hebben de vorderingen uit hoofde van kennelijk onbehoorlijk bestuur en onbehoorlijke taakvervulling overeenkomsten. Of dat daadwerkelijk zo is, bespreek ik in dit artikel.
Onbehoorlijke taakvervulling
Artikel 2:9 BW bepaalt dat iedere bestuurder van een rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Het uitgangspunt is daarbij dat de bestuurder in ieder geval de verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken draagt. Natuurlijk kan het bestuur een taakverdeling afspreken, maar die taakverdeling dient dan wel uit de wet of statuten te volgen.
Bestuurders van rechtspersonen hebben te maken met risico’s; zij zijn veelal ondernemers. Een bestuurder dient daarom op zijn taak berekend te zijn, maar van hem mag ook worden verwacht dat hij die taak nauwgezet vervult. Een alledaagse vergissing levert echter niet zonder meer onbehoorlijke taakvervulling op. Vereist wordt namelijk dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Ernstig verwijt?
Om een ernstig verwijt vast te stellen, kan de curator niet van wettelijke bewijsvermoedens gebruikmaken; hetgeen bij een 2:248-vordering wel het geval is. Een ernstig verwijt kan gelegen zijn in het feit dat de bestuurder namens de rechtspersoon een overeenkomst heeft gesloten, terwijl hij wist of behoorde te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen (uit die overeenkomst) zou kunnen voldoen en geen verhaal voor de schade zou bieden.
Een ander voorbeeld is het handelen van de bestuurder in strijd met een statutaire bepaling die beoogt de rechtspersoon te beschermen. Wist u bijvoorbeeld dat een faillissementsaanvraag door het bestuur van een besloten of naamloze vennootschap de voorafgaande goedkeuring van de aandeelhouders vereist? Is die goedkeuring niet verkregen maar wordt het faillissement wel door het bestuur aangevraagd, dan kan dat grond zijn voor aansprakelijkheid van het bestuur op de voet van onbehoorlijke taakvervulling.
Gevolg onbehoorlijke taakvervulling
Indien de curator een vordering op de voet van art. 2:248 BW instelt, vordert hij de veroordeling van de bestuurder tot het betalen van het faillissementstekort. Het faillissementstekort omvat ook de kosten van de curator in het kader van de afwikkeling van het faillissement. Stelt de curator echter een vordering op de voet van 2:9 BW in, dan vordert hij van de bestuurder de vergoeding van de door de rechtspersoon geleden schade. Die schade bestaat niet uit de (algemene) faillissementskosten.
Bij een vordering uit hoofde van onbehoorlijke taakvervulling is het uitgangspunt dat iedere bestuurder van de rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk is voor de geleden schade. Een collectieve verantwoordelijkheid dus. Komt onbehoorlijk bestuur ten aanzien van meerdere bestuurders in rechte vast te staan en vergoedt een van de aangesproken bestuurders de schade aan de faillissementsboedel? Dan ontstaat een regresvordering van de bestuurder die betaald heeft op de andere aansprakelijke bestuurders. Indien de aansprakelijke bestuurder een vordering op de rechtspersoon heeft, kan hij die vordering onder omstandigheden verrekenen met de vordering op de voet van 2:9 BW. Samen met u kunnen wij onderzoeken of verrekening mogelijk is.
Disculpatie
Wordt u als bestuurder wegens vermeend onbehoorlijke taakvervulling aangesproken ? Dan kunt u zich vanzelfsprekend verweren tegen de feiten die ten grondslag aan de vordering liggen. Zo kunt u stellen dat u niet verantwoordelijk was voor de taak waarop de gestelde onbehoorlijke taakvervulling berust. Pas op: veel bestuurstaken worden gezien als collectieve verantwoordelijkheid.
Om aan die collectieve verantwoordelijkheid te ontkomen, dient een bestuurder aan te tonen dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is én dat hij zich heeft ingespannen om de (negatieve) gevolgen van de verweten gedragingen te voorkomen. In veel gevallen is het niet voldoende dat de bestuurder stelt dat een taak niet tot zijn verantwoordelijkheid behoorde, of dat hij destijds van de verweten feiten niet op de hoogte was. Een dergelijk verweer slaagt vaak pas indien de bestuurder aannemelijk maakt dat hij concrete actie heeft ondernomen.
Meer weten?
Een vordering uit hoofde van onbehoorlijke taakvervulling lijkt op die van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Niets is minder waar, de vorderingen verschillen zowel qua vereisten als qua gevolgen. Wordt u met een vordering op de voet van onbehoorlijke taakvervulling geconfronteerd, of wilt u weten welk risico u mogelijk loopt? Ik sta zowel bestuurders bij als de curatoren van Dirkzwager tijdens de afwikkeling van en de rechtmatigheidsonderzoeken in faillissementen. Daardoor kan ik u vanuit de faillissementspraktijk adviseren over mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid. Neem gerust contact met mij op.