Enige subjectiviteit kan bij een Europese aanbesteding niet altijd worden uitgesloten. In april 2010 bevestigde de Haarlemse rechter dat aan aanbestedende diensten een zekere beoordelingsvrijheid toekomt. Het instellen van een onafhankelijke beoordelingscommissie is volgens de rechter een goede waarborg om oneigenlijke voorkeuren van (medewerkers van) een aanbestedende dienst te voorkomen (vzr. rb. Haarlem 15 april 2010; BM1413).
De zaak in het kort
De zaak betrof een Europese aanbesteding door een gemeente voor het ontwerp en realisatie van een multifunctioneel sportcomplex. De inschrijver ‘Wind’ had volgens de gemeente niet de economisch meest voordelige inschrijving gedaan. In een poging deze afwijzingsbeslissing ongedaan te maken, entameerde Wind een kort geding.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
In het kort geding stelde de inschrijver onder andere de beoordeling van de gemeente op het gehanteerde subgunningscriterium “ruimtelijke en esthetische kwaliteit” ter discussie. De voorzieningenrechter overweegt ter zake als volgt (met onderstreping TvW):
“4.11. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een subgunningcriterium ruimtelijke en esthetische kwaliteit welhaast per definitie een subjectieve beoordeling meebrengt. Over wat kwalitatief goed of mooi is, kunnen de meningen verschillen en dat is dan ook het geval in onderhavige zaak. Dat betekent echter niet dat kwaliteit in een aanbestedingsprocedure niet als (sub)gunningcriterium kan dienen, maar vereist wel dat (sub)criteria worden gehanteerd die het voor de inschrijver begrijpelijk maken waarop zijn inschrijving zal worden beoordeeld en aan welke kwaliteitseisen hij zal moeten voldoen. De gemeente heeft die toelichting gegeven in de gunningleidraad, waaruit blijkt dat de duurzaamheid van het materiaalgebruik één van de elementen is waarop de gemeente zal letten bij de beoordeling van de ruimtelijke en esthetische kwaliteit van het ontwerp. Voorts zullen de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem dienen te worden beoordeeld om oneigenlijke voorkeuren van (medewerkers van) de aanbestedende dienst zoveel mogelijk uit te sluiten en een gemiddelde beoordeling van de kwaliteit te waarborgen. Hieraan heeft de gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan door de instelling van een beoordelingscommissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen die het criterium kwaliteit aan de hand van de gunningleidraad ieder afzonderlijk hebben beoordeeld, waarna de individueel toegekende scores zijn gemiddeld. Deze deskundigen zijn bovendien niet betrokken geweest bij de beoordeling van de overige subgunningcriteria en waren niet op de hoogte van de aan die overige criteria toegekende scores, zodat zij geen (directe) invloed hebben gehad op de bepaling van de eindscore en de beslissing aan wie de opdracht zou worden gegund.
4.12. Het voorgaande brengt mee dat de gemeente een zekere beoordelingsvrijheid toekomt ten aanzien van haar oordeel over de representativiteit en duurzaamheid van het materiaalgebruik waarvoor Wind in haar ontwerp heeft gekozen. Het is niet aan de rechter om uit eigen onderzoek vast te stellen wie van de inschrijvende partijen naar zijn oordeel op het criterium ruimtelijke en esthetische kwaliteit het beste heeft gescoord. De rechter ontbeert daartoe de noodzakelijke specifieke kennis van de branche en beschikt bovendien niet over de inschrijvingen van alle deelnemers aan de gunningfase van de aanbestedingsprocedure om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Bovendien is van belang dat de gemeente de inschrijvingen reeds heeft laten beoordelen door een beoordelingscommissie, en ook overigens in het kader van deze procedure heeft laten herbeoordelen door WZNH-adviescommissies voor ruimtelijke kwaliteit. Daarom past een terughoudendheid voor de rechter om zijn eigen oordeel over wie van de inschrijvers de beste score heeft behaald in de plaats te stellen van de beoordelingscommissie.
4.13. Er is slechts dan plaats voor een veroordeling van de gemeente de inschrijvingen opnieuw te beoordelen, zoals door Wind gevorderd, indien reeds aanstonds blijkt dat door de beoordelingscommissie ernstige fouten zijn gemaakt die nopen tot een herbeoordeling van de inschrijvingen door de gemeente. Die conclusie kan echter uit de stellingen van Wind niet worden getrokken.”
Nu ook de overige bezwaren volgens de voorzieningenrechter geen hout sneden, zijn de vorderingen van Wind afgewezen.
Conclusie
De uitspraak is een bevestiging van de nationale lagere rechtspraak dat kwaliteit als gunningscriterium kan worden gehanteerd, ook al heeft een dergelijk criterium welhaast per definitie een subjectief karakter. Voor een inschrijver moet het echter wel voldoende begrijpelijk zijn op welke wijze hij wordt beoordeeld.
Om de objectiviteit zo veel als mogelijk te waarborgen doen aanbestedende diensten er (dus) verstandig aan om naast een transparant aanbestedingsdocument ook een onafhankelijke commissie in te stellen voor de beoordeling van (in ieder geval) de kwaliteitscriteria.
De zaak in het kort
De zaak betrof een Europese aanbesteding door een gemeente voor het ontwerp en realisatie van een multifunctioneel sportcomplex. De inschrijver ‘Wind’ had volgens de gemeente niet de economisch meest voordelige inschrijving gedaan. In een poging deze afwijzingsbeslissing ongedaan te maken, entameerde Wind een kort geding.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
In het kort geding stelde de inschrijver onder andere de beoordeling van de gemeente op het gehanteerde subgunningscriterium “ruimtelijke en esthetische kwaliteit” ter discussie. De voorzieningenrechter overweegt ter zake als volgt (met onderstreping TvW):
“4.11. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een subgunningcriterium ruimtelijke en esthetische kwaliteit welhaast per definitie een subjectieve beoordeling meebrengt. Over wat kwalitatief goed of mooi is, kunnen de meningen verschillen en dat is dan ook het geval in onderhavige zaak. Dat betekent echter niet dat kwaliteit in een aanbestedingsprocedure niet als (sub)gunningcriterium kan dienen, maar vereist wel dat (sub)criteria worden gehanteerd die het voor de inschrijver begrijpelijk maken waarop zijn inschrijving zal worden beoordeeld en aan welke kwaliteitseisen hij zal moeten voldoen. De gemeente heeft die toelichting gegeven in de gunningleidraad, waaruit blijkt dat de duurzaamheid van het materiaalgebruik één van de elementen is waarop de gemeente zal letten bij de beoordeling van de ruimtelijke en esthetische kwaliteit van het ontwerp. Voorts zullen de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem dienen te worden beoordeeld om oneigenlijke voorkeuren van (medewerkers van) de aanbestedende dienst zoveel mogelijk uit te sluiten en een gemiddelde beoordeling van de kwaliteit te waarborgen. Hieraan heeft de gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan door de instelling van een beoordelingscommissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen die het criterium kwaliteit aan de hand van de gunningleidraad ieder afzonderlijk hebben beoordeeld, waarna de individueel toegekende scores zijn gemiddeld. Deze deskundigen zijn bovendien niet betrokken geweest bij de beoordeling van de overige subgunningcriteria en waren niet op de hoogte van de aan die overige criteria toegekende scores, zodat zij geen (directe) invloed hebben gehad op de bepaling van de eindscore en de beslissing aan wie de opdracht zou worden gegund.
4.12. Het voorgaande brengt mee dat de gemeente een zekere beoordelingsvrijheid toekomt ten aanzien van haar oordeel over de representativiteit en duurzaamheid van het materiaalgebruik waarvoor Wind in haar ontwerp heeft gekozen. Het is niet aan de rechter om uit eigen onderzoek vast te stellen wie van de inschrijvende partijen naar zijn oordeel op het criterium ruimtelijke en esthetische kwaliteit het beste heeft gescoord. De rechter ontbeert daartoe de noodzakelijke specifieke kennis van de branche en beschikt bovendien niet over de inschrijvingen van alle deelnemers aan de gunningfase van de aanbestedingsprocedure om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Bovendien is van belang dat de gemeente de inschrijvingen reeds heeft laten beoordelen door een beoordelingscommissie, en ook overigens in het kader van deze procedure heeft laten herbeoordelen door WZNH-adviescommissies voor ruimtelijke kwaliteit. Daarom past een terughoudendheid voor de rechter om zijn eigen oordeel over wie van de inschrijvers de beste score heeft behaald in de plaats te stellen van de beoordelingscommissie.
4.13. Er is slechts dan plaats voor een veroordeling van de gemeente de inschrijvingen opnieuw te beoordelen, zoals door Wind gevorderd, indien reeds aanstonds blijkt dat door de beoordelingscommissie ernstige fouten zijn gemaakt die nopen tot een herbeoordeling van de inschrijvingen door de gemeente. Die conclusie kan echter uit de stellingen van Wind niet worden getrokken.”
Nu ook de overige bezwaren volgens de voorzieningenrechter geen hout sneden, zijn de vorderingen van Wind afgewezen.
Conclusie
De uitspraak is een bevestiging van de nationale lagere rechtspraak dat kwaliteit als gunningscriterium kan worden gehanteerd, ook al heeft een dergelijk criterium welhaast per definitie een subjectief karakter. Voor een inschrijver moet het echter wel voldoende begrijpelijk zijn op welke wijze hij wordt beoordeeld.
Om de objectiviteit zo veel als mogelijk te waarborgen doen aanbestedende diensten er (dus) verstandig aan om naast een transparant aanbestedingsdocument ook een onafhankelijke commissie in te stellen voor de beoordeling van (in ieder geval) de kwaliteitscriteria.
Gerelateerd
Aanbesteding