Non-actiefstelling onder de WNT ; een update!

6 februari 2017, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
In mijn eerdere blog berichtte ik u al over een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat vrijstelling van werk tegen betaling mogelijk was. De maximale vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband (op grond van artikel 2.10 WNT) van € 75.000,- werd overschreden door de bestuurder vrij te stellen van werk met behoud van loon. De betaling boven de ontslagvergoeding van € 75.000,- werd niet als onverschuldigd betaald gezien, omdat de bestuurder onvrijwillig...
Annelinde Janssen
Annelinde Janssen
Advocaat - Senior
In dit artikel
In mijn eerdere blog berichtte ik u al over een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd geoordeeld dat vrijstelling van werk tegen betaling mogelijk was. De maximale vergoeding wegens beëindiging van het dienstverband (op grond van artikel 2.10 WNT) van € 75.000,- werd overschreden door de bestuurder vrij te stellen van werk met behoud van loon. De betaling boven de ontslagvergoeding van € 75.000,- werd niet als onverschuldigd betaald gezien, omdat de bestuurder onvrijwillig was vrijgesteld van werk en tegen deze vrijstelling had geprotesteerd. Ook de rechtbank Noord-Nederland heeft zich hier kortgeleden over uitgelaten. Tijd voor een overzicht uit de jurisprudentie:



  • Rechtbank Midden-Nederland 21 december 2016


Zie voor deze uitspraak dit eerdere artikel. Omdat de bestuurder eenzijdig op non-actief werd gesteld en hiertegen heeft geprotesteerd, is er geen sprake geweest van omzeiling van de WNT in het kader van de beëindiging van het dienstverband. Hierdoor werd het bedrag boven de maximale ontslagvergoeding van € 75.000,- niet als onverschuldigd betaald aangemerkt.

  • Rechtbank Noord-Nederland 23 november 2016


In deze casus was sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De bestuurder was met zijn werkgever overeengekomen dat hij een ontslagvergoeding kreeg van zes (bruto)maandsalarissen indien de arbeidsovereenkomst niet werd voortgezet. De werkgever stelde de bestuurder op non-actief zes maanden voorafgaand aan het einde van het dienstverband. Vervolgens deed werkgever een beroep op artikel 2.10 lid 3 WNT (onverschuldigde betaling) en betoogde dat hij de ontslagvergoeding van zes maandsalarissen al had voldaan gedurende de vrijstelling van werk. De kantonrechter oordeelde dat artikel 2.10 lid 3 WNT een antimisbruikbepaling is. De ratio van deze bepaling is dat voorkomen wordt dat partijen middels een overeenkomst in het kader van de beëindiging van het dienstverband het maximum van € 75.000,- proberen te omzeilen. Omzeiling was hier niet aan de orde. Allereerst ging het om een overeenkomst voor bepaalde tijd, welke van rechtswege is geëindigd. Daarnaast is er door partijen geen afspraak gemaakt over de non-actief stelling maar heeft de werkgever de bestuurder eenzijdig op non-actief gesteld. Hierdoor was de ontslagvergoeding van zes maanden alsnog verschuldigd.

  • Rechtbank Amsterdam 13 juni 2016


In deze casus hadden partijen gemeenschappelijke vragen ingediend bij de kantonrechter op grond van artikel 96 Rechtsvordering, over onder andere de verschuldigdheid van de transitievergoeding naast een ontslagvergoeding op grond van de WNT (zie hierover ook dit artikel). Ook werd de vraag voorgelegd of de periode waarin de bestuurder eenzijdig is geschorst valt onder de werking van artikel 2.10 lid 3 WNT. De rechtbank oordeelt dat er geen uitzondering wordt gemaakt voor de situatie dat de bestuurder eenzijdig is geschorst en daartegen bezwaar heeft gemaakt. Daaraan doet niet af dat er geen sprake is van misbruik van de WNT. Hierdoor valt het loon gedurende de non-actiefstelling onder de werking van artikel 2.10 lid 3 WNT en wordt dit gemaximeerd op een bedrag van €75.000,-.

  • Rechtbank Rotterdam 25 oktober 2013


In deze casus heeft de bestuurder zijn functie neergelegd, na een gesprek over zijn functioneren. Vervolgens zijn partijen in gesprek gegaan over herplaatsingsmogelijkheden. Nu beide partijen van mening waren dat er geen herplaatsingsmogelijkheden voorhanden waren, hebben zij beide de wens uitgesproken om op korte termijn overeenstemming te bereiken over de voorwaarden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat aan bestuurder een ontslagvergoeding wordt toegekend van € 75.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met artikel 1.6 lid 3 WNT (thans 2.10 lid 3 WNT) en het betaalde salaris vanaf het neerleggen van de bestuursfunctie tot aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst als onverschuldigd betaald aan te merken. Ook hier wordt gewezen op de ratio van het artikel dat misbruik van de WNT moet worden voorkomen. Partijen hebben hier geen misbruik voor ogen gehad, waardoor artikel 2.10 lid 3 WNT niet van toepassing wordt geacht. Daarnaast is van belang dat de bestuurder nog (geringe) werkzaamheden heeft verricht en dat partijen de periode na het neerleggen van de bestuursfunctie hebben benut om te onderhandelen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Non-actiefstelling tegen betaling lijkt mogelijk!

De conclusie uit de jurisprudentie is als volgt. Wanneer een bestuurder eenzijdig wordt vrijgesteld van werk, is geen sprake van een afspraak tussen partijen. Hierdoor wordt de WNT niet omzeild, waardoor er geen misbruik wordt gemaakt van de wettelijke regeling. Nu artikel 2.10 lid 3 WNT een antimisbruik bepaling is, wordt deze niet van toepassing geacht indien er een eenzijdige non-actiefstelling plaatsvindt. De ontslagvergoeding van de bestuurder kan op grond van de WNT dus naast de overeengekomen € 75.000,- ook het loon over een periode van vrijstelling van werk bedragen. Enkel de rechtbank Amsterdam dacht hier anders over. Op deze uitspraak is vanuit de literatuur veel kritiek geuit. Gelet op de latere uitspraken, ben ik van mening dat deze uitspraak van de rechtbank Amsterdam een uitschieter is. Uiteraard houd ik u op de hoogte indien er ontwikkelingen op dit onderwerp plaatsvinden!

Gerelateerd

PensioenPost #15 – Werkzaamheid valt onder de werkingssfeer van Bpf MITT maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan een verplichtstelling in de weg

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft recent uitspraak gedaan in een aansluitingsdiscussie met het bedrijfstakpensioenfonds MITT. In deze uitspraak ging het...

NIEUWE VERSIE WET VERDUIDELIJKING BEOORDELING ARBEIDSRELATIES EN RECHTSVERMOEDEN: van ABC naar WZOP

De belangrijkste wijzigingen van de op 3 juli gepubliceerde (herziende) Wet VBAR (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden)

PensioenPost #14 – Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen

Op 1 juli 2023 trad de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking, waarmee de formele start van de transitie naar een nieuw pensioenstelsel werd ingeluid.

PensioenPost #13 – Vaststellingsovereenkomst en wederzijdse dwaling: het belang van aandacht voor pensioen bij beëindigen arbeidsovereenkomst

Een vaststellingsovereenkomst (VSO) is een juridisch instrument waarmee werkgevers en werknemers hun arbeidsovereenkomst in onderling overleg kunnen...

PensioenPost #12 – De ergernis over rechtszaken rondom verplicht pensioen: reactie Schouten op Kamervragen

In de media is aandacht gevraagd voor diverse rechtszaken die ondernemers moeten voeren vanwege verplichtgestelde pensioenen. Dit probleem speelt al jaren en...

PensioenPost #11 – Indexatietoezeggingen waar je op kunt bouwen?

In het verleden waren verschillende bouwbedrijven vrijgesteld van verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds Bouw (BpfBouw).
No posts found