Nijntje en de toelaatbaarheid van afbeeldingen
Dick Bruna en Mercis BV hebben geprobeerd om 7 afbeeldingen op internet te verbieden, waarin Nijntje wordt geassocieerd met drugs, hard core muziek, geweld en terrorisme. In eerste instantie werden 2 afbeeldingen (waaronder "Nijn - eleven") verboden en 5 toelaatbaar geacht.
Die 5 toelaatbare afbeeldingen werden gezien als een geoorloofde parodie, vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van een concurrentie oogmerk en de afwezigheid van verwarring. De andere 2 afbeeldingen namen te weinig afstand van het woord- en beeldmerk Nijntje en waren daarom niet geoorloofd; er was sprake van merkinbreuk. In hoger beroep oordeelt het hof Amsterdam dat alle 7 afbeeldingen toelaatbaar zijn omdat ze alle onmiskenbaar bedoeld zijn om de lachlust op te wekken.
Het gaat in deze zaak om de 7 afbeeldingen met begeleidende teksten zoals getoond in het arrest van het hof. Ze zijn openbaar gemaakt op websites die worden gehost door de provider Punt.nl BV (gedaagde).
Dick Bruna en Mercis beroepen zich op auteursrechten Nijntje
Dick Bruna en Mercis beroepen zich op auteursrechten en merkrechten betreffende de afbeelding van Nijntje en de naam Nijntje. Omtrent die rechten is geen discussie.
Over de auteursrechten wordt het volgende gezegd. Volgens het hof zijn de 7 afbeeldingen in combinatie met de begeleidende teksten evidente parodieën die in het maatschappelijke verkeer redelijkerwijs geoorloofd zijn.
Het Hof oordeelt over de Nijntje afbeeldingen
Letterlijk overweegt het hof: "De bedoeling van deze afbeeldingen, die in combinatie met de bijbehorende teksten in schril contrast staan met de oorspronkelijke figuur Nijntje, is onmiskenbaar het opwekken van de lachlust, waaraan niet afdoet dat lang niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden. Het gaat hierbij om parodiërend gebruik, immers om nabootsingen in een enigszins gewijzigde vorm waardoor de figuur Nijntje tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt en waardoor de teneur van het oorspronkelijke werk op humoristische, overwegend ironische wijze wordt veranderd. Dat contrast wordt versterkt door de combinatie met de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief."
Anders dan de rechter in eerste aanleg meent het hof dat dit ook geldt voor de afbeeldingen 1 en 7. Ook daarin is voldoende afstand genomen van de originele Nijntje met elementen die niet bij Nijntje horen, zoals de sterk vergrote ogen, de tekst op het shirtje (afb.1), het toegevoegde flatgebouw(afb.7) en de inhoud van de begeleidende teksten. Aldus vallen alle afbeeldingen onder de parodie exceptie van artikel 18b Auteurswet en vormen ze dus geen inbreuk op het (door Bruna overgedragen) auteursrecht van Mercis.
Dick Bruna beroept zich op persoonlijkheidsrechten
Dick Bruna beroept zich ook op zijn persoonlijkheidsrechten ex artikel 25 Auteurswet.. Hij stelt dat de gewraakte afbeeldingen een misvorming, verminking, dan wel aantasting vormen van zijn creatie Nijntje. Volgens Bruna doen de afbeeldingen afbreuk aan de integriteit van Nijntje en zijn ze beledigend voor hem en zijn werk omdat ze Nijntje associeren met drugsgebruik, grof taalgebruik, agressiviteit en intolerantie.
Het Hof wijst Bruna af
Het hof wijst dat af, met het argument dat de ongeoorloofdheid van de parodie impliceert dat er geen sprake is van een aantasting van persoonlijkheidsrechten.
Ook in merken-rechtelijke zin zijn de afbeeldingen volgens het hof als toelaatbare parodieën aan te merken. Gezien de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiemotieven, de genomen afstand tot het woord- en beeldmerk Nijntje en de afwezigheid van verwarringsgevaar is er volgens het hof sprake van een geldige reden voor het gebruik van Nijntje anders dan als merk (artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE).