Op 3 juli is er een aangepast (concept)voorstel gepubliceerd van de wet die inmiddels de ‘Wet VBAR’ wordt genoemd (Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden). Na de publicatie van het eerste conceptvoorstel in oktober 2023, is het voorstel op bepaalde punten aangepast en op 27 juni voor advisering naar de Raad van State gezonden (en op 3 juli gepubliceerd). Dat is op zich opvallend, nu een wetsvoorstel zolang het bij de Raad van State ligt vaak nog niet openbaar wordt gemaakt. Wij hebben het aangepaste voorstel doorgenomen en delen de wat ons betreft opvallendste punten met u.
Van ABC naar WZOP
Grote delen van het conceptwetsvoorstel van oktober 2023 zijn onveranderd gebleven of kennen slechts kleine tekstuele wijzigingen. In de vormgeving van het toetsingskader zijn wél duidelijk wat wijzigingen aangebracht. Het ABC’tje heeft plaatsgemaakt voor de WZOP-toets en ziet er nu als volgt uit:
Hoofdelementen | Uitleg | Indicaties |
W(erknemer) |
Indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing) Waar er in het conceptwetsvoorstel van oktober 2023 nog onderscheid werd gemaakt tussen indicator A (werkinhoudelijke aansturing) en indicator B (organisatorische inbedding), spreekt het nieuwe voorstel alleen nog van indicator W. Opvallend is dat de indicator 'de werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie' in het nieuwe toetsingskader niet meer zelfstandig terugkomt |
|
Z(elfstandige) |
Indicaties die wijzen op werken als zelfstandige binnen de arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico) Bevat geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van indicator C in het conceptwetsvoorstel van oktober 2023 |
|
OP |
Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de persoon (algeheel ondernemerschap) van de werkende voor soortgelijke werkzaamheden. Deze indicatoren lijken niet limitatief en zijn bovendien alleen van belang als de indicatoren onder W en Z in evenwicht zijn en er op basis van een toetsing van de specifieke arbeidsrelatie niet duidelijk is of iemand als werknemer of als zelfstandige moet worden aangemerkt. |
|
Drie punten die ons opvallen aan het nieuwe wetsvoorstel
- Bij de invulling van ‘de aanwezigheid van een gezagsuitoefening’ wordt een uitgebreidere toelichting gegeven op de manier waarop gezag kan worden uitgeoefend dan in het conceptwetsvoorstel uit 2023. In de jurisprudentie van de afgelopen jaren blijkt al dat bij de toets of sprake is van een gezagsverhouding niet alleen naar materieel gezag, maar ook formeel gezag van belang is. Formeel gezag kan blijken uit de manier waarop het werk is ingeregeld en/of de wijze waarop de werkende is gepositioneerd binnen de organisatie. De invloed van formeel werkgeverschap is in het nieuwe wetsvoorstel duidelijker vastgelegd.
- De nieuwe vormgeving van het toetsingskader, waarbij de belangrijkste indicatoren voor de beoordeling van de arbeidsrelatie zijn onderverdeeld in categorieën W en Z, sluit wat ons betreft beter aan bij hetgeen bepaald is in de Deliveroo-uitspraak. De holistische aanpak die de Deliveroo-uitspraak voorschrijft, waarbij alle facetten van de specifieke arbeidsrelatie bij de beoordeling in ogenschouw moeten worden genomen, blijft daarmee intact. Pas wanneer de toetsing van de indicatoren onder W en Z niet tot een duidelijke uitkomst leidt, dus wanneer het niet mogelijk is om een beoordeling te maken op basis van de specifieke arbeidsrelatie zelf, zal het externe ondernemerschap (OP) van de werkende in de beoordeling worden meegenomen.
- Het nieuwe voorstel bevat geen (extra) handvatten over de manier waarop de indicatoren binnen W en Z ten opzichte van elkaar gewogen moeten worden. Alhoewel dit meer ruimte geeft om het toetsingskader te laten meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen, legt dit potentieel veel extra druk op de rechtspraak.
Hoe nu verder?
Het aangepaste wetsvoorstel is, met prioriteit, ter advisering naar de Raad van State gezonden. De Raad van State bekijkt met name of het wetsvoorstel uitvoerbaar is, en of het strijdigheid met de Grondwet zou kunnen opleveren. Het advies van de Raad van State is niet bindend. De betrokken minister moet laten weten hoe hij het advies verwerkt in het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel gaat vervolgens, eventueel met commentaar van de minister, voor stemming naar de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2026. Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen? Houd dan vooral onze website en LinkedIn in de gaten.