Waar de gingen de zaken om?
Deze zaken draaiden om huishoudelijke ondersteuning die de gemeente Haaksbergen had verstrekt aan een inwoner. Die inwoner was het niet eens met de omvang van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) had toegekend. Tegen de tijd dat de zaken voor de bestuursrechter kwamen was het tijdvak waar de ondersteuning op betrekking had al verstreken. Inmiddels was een nieuwe beschikking van kracht waartegen geen bezwaren bestonden. Het procesbelang in deze procedure was daarom gelegen in de vergoeding van de kosten van het bezwaar. Gedachte daarbij is dat als de bestuursrechter vaststelt dat de gemeente de ondersteuning voor het reeds verstreken tijdvak verkeerd had beoordeeld, de inwoner alsnog recht zou hebben op de gemaakte bezwaarkosten.
Wat was tot nog toe de vaste lijn van de Raad?
De bestuursrechter hoeft op basis van de vigerende rechtspraak een bij hem ingediend beroep alleen te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. De indiener van het beroep dient een ‘reëel en actueel belang’ te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De vraag of sprake is van een reëel en actueel belang moet worden beoordeeld naar de stand van zaken op het moment dat het (hoger) beroep wordt beoordeeld.
Er is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener met het maken van bezwaar of het indienen van hoger beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Indien dat belang ontbreekt, of is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is volgens vaste rechtspraak immers onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. Meer specifiek geldt deze rechtsregel ook in procedures die betrekking hebben op ondersteuning in de zin van de Wmo.
Als sprake is van een reeds verstreken periode, blijft het procesbelang aanwezig indien een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan het procesbelang gelegen zijn in de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. Verder is de lijn in de jurisprudentie dat het niet inwilligen van een verzoek om vergoeding van de bezwaarkosten, óók een procesbelang oplevert. Dat ligt anders als het de proceskosten of het griffierecht in de rechterlijke fase betreft. De enkele wens tot vergoeding daarvan in beroep en/of hoger beroep levert al lange tijd geen zelfstandig procesbelang op.
Hoe oordeelt de Raad?
In zijn uitspraak van 2 april 2024 wijzigt de Raad de vaste lijn in de jurisprudentie ter zake van het bestaan van een procesbelang bij een verzoek om vergoeding van de bezwaarkosten. Uitgangspunt is voortaan dat het enkele niet vergoeden van bezwaarkosten in beginsel niet langer een zelfstandig procesbelang oplevert. De Raad trekt hiermee zijn rechtspraak over de aanwezigheid van procesbelang in relatie tot de kosten van bezwaar gelijk met zijn rechtspraak over procesbelang in relatie tot de kosten van beroep en hoger beroep.
Wij juichen deze uitspraak toe. Het is een ongewenste situatie dat de bestuursrechter een achterhaald geschil volledig inhoudelijk dient te beoordelen, enkel voor het verkrijgen van een kostenvergoeding door appellant. Dat leidt tot een ondoelmatige inzet van de schaarse capaciteit binnen de bestuursrechtspraak. Door deze wijziging kan de capaciteit binnen de bestuursrechtspraak efficiënter worden ingezet en kunnen onnodige procedures worden voorkomen. Maar ook voor gemeenten is deze uitspraak gunstig, omdat zij in de toekomst niet meer (inhoudelijk) zullen hoeven procederen over hun besluiten die op afgesloten tijdvakken betrekking hebben.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan gerust contact met ons op.