Recent is op deze plaats bericht dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan voor een richtlijn met als doel de procedures voor schadevergoedingsacties vanwege schendingen van het mededingingsrecht in de verschillende lidstaten te harmoniseren. In
een reactie heeft de minister van EZ namens Nederland laten weten overwegend negatief te staan tegenover het Commissievoorstel.
Hoewel de minister zich kan vinden in het voorstel van de Commissie om clementieverzoekers bescherming te bieden, ziet de minister weinig in een specifiek vanuit Europa opgelegd wettelijk (procesrechtelijk) regime voor het verhalen van kartelschade. De Nederlandse wet voorziet namelijk al in regels met behulp waarvan schade als gevolg van een overtreding van het mededingingsrecht kan worden verhaald (bijvoorbeeld door middel van een onrechtmatige daadsactie). Een afzonderlijk mededingingsrechtelijk schadevergoedingsregime dat daarnaast moet gaan functioneren, zou slechts leiden tot versnippering van regelgeving die ten koste gaat van het nationale systemen van burgerlijk proces- en bewijsrecht. Zo zou rechtsonzekerheid kunnen ontstaan vanwege de onduidelijkheid over de toe te passen regels indien een vordering zou worden gebaseerd op zowel onrechtmatige daad als de (beoogde) regelgeving voor schadevergoedingen vanwege overtredingen van het kartelverbod.
Het standpunt van de minster is begrijpelijk. Het Commissievoorstel lijkt immers weinig toe te voegen aan de huidige Nederlandse mogelijkheden om schade bij karteldeelnemers te verhalen. Gelet op de weerstand tegen het richtlijnvoorstel van onder meer de Nederlandse regering zijn er geen directe veranderingen te verwachten in de wijze waarop kartelschade in Nederland kan worden verhaald. Recente rechtspraak toont overigens ook aan dat bestaande Nederlandse regelgeving in ieder geval niet in de weg staat aan schadevergoedingsacties op grond van bijvoorbeeld onrechtmatige daad.
Hoewel de minister zich kan vinden in het voorstel van de Commissie om clementieverzoekers bescherming te bieden, ziet de minister weinig in een specifiek vanuit Europa opgelegd wettelijk (procesrechtelijk) regime voor het verhalen van kartelschade. De Nederlandse wet voorziet namelijk al in regels met behulp waarvan schade als gevolg van een overtreding van het mededingingsrecht kan worden verhaald (bijvoorbeeld door middel van een onrechtmatige daadsactie). Een afzonderlijk mededingingsrechtelijk schadevergoedingsregime dat daarnaast moet gaan functioneren, zou slechts leiden tot versnippering van regelgeving die ten koste gaat van het nationale systemen van burgerlijk proces- en bewijsrecht. Zo zou rechtsonzekerheid kunnen ontstaan vanwege de onduidelijkheid over de toe te passen regels indien een vordering zou worden gebaseerd op zowel onrechtmatige daad als de (beoogde) regelgeving voor schadevergoedingen vanwege overtredingen van het kartelverbod.
Het standpunt van de minster is begrijpelijk. Het Commissievoorstel lijkt immers weinig toe te voegen aan de huidige Nederlandse mogelijkheden om schade bij karteldeelnemers te verhalen. Gelet op de weerstand tegen het richtlijnvoorstel van onder meer de Nederlandse regering zijn er geen directe veranderingen te verwachten in de wijze waarop kartelschade in Nederland kan worden verhaald. Recente rechtspraak toont overigens ook aan dat bestaande Nederlandse regelgeving in ieder geval niet in de weg staat aan schadevergoedingsacties op grond van bijvoorbeeld onrechtmatige daad.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun