Onlangs heeft Nationale Nederlanden een beleidsnotitie uitgebracht, waarin staat vermeld dat niet (langer) geaccepteerd wordt dat een medewerker afstand doet van deelname in de verzekerde pensioenregeling van de werkgever. Nationale Nederlanden heeft dit besluit genomen onder verwijzing naar een standpunt van de Nederlandsche Bank (DNB) dat op 13 maart 2012 is medegedeeld aan de pensioenverzekeraars. Dit standpunt van DNB rechtvaardigt naar mijn opvatting niet een verbod op afstandsverklaringen. Een dergelijk verbod druist in tegen de uitgangspunten van de Pensioenwet, zeker daar waar het situaties betreft waar medewerkers reeds vóór uitvaardiging van het verbod een afstandsverklaring hebben ondertekend. Die medewerkers kunnen niet (alsnog) verplicht worden om deel te nemen in de pensioenregeling.
Wettelijke uitgangspunten
De Pensioenwet voorziet niet in de plicht van de medewerker het aanbod van de werkgever voor deelname in de pensioenregeling te aanvaarden. Evenmin voorziet de Pensioenwet in de plicht van de werkgever om een aanbod te doen. Dit is anders in de situatie waarin sprake is van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Buiten die situatie zijn werkgever en werknemer in beginsel vrij om al dan niet een pensioenovereenkomst te sluiten. De enige verplichting die de werkgever heeft, is iedere medewerker binnen één maand na aanvang van de werkzaamheden te informeren of een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst wordt gedaan. De werkgever kan dan dus ook laten weten dat er geen aanbod wordt gedaan. Voor zover er wel een aanbod wordt gedaan, kan de medewerker op zijn beurt laten weten geen gebruik te maken van dat aanbod. In beide situaties komt er geen pensioenovereenkomst tot stand. In de laatstgenoemde situatie wordt veelal een afstandsverklaring opgesteld, die de medewerker moet tekenen.
In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een pensioenverzekeraar in de uitvoeringsovereenkomst (te sluiten tussen werkgever en verzekeraar) vastlegt dat de werkgever verplicht is om alle werknemers aan te melden. Op het moment dat de werkgever een arbeidsovereenkomst wil aangaan met een medewerker, zal de werkgever aan de medewerker moeten laten weten dat van het aanbod tevens deel uitmaakt de deelname in de pensioenregeling. Als de medewerker niet met de arbeidsvoorwaarde pensioen akkoord wil gaan, zou de werkgever in de ideale situatie moeten weigeren om met die werknemer een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Immers, in dat geval zou het aangaan van een arbeidsovereenkomst (zonder dat daarin vervat is een pensioenovereenkomst) betekenen dat de werkgever wanpresteert jegens de verzekeraar.
Stel dat een werkgever in het verleden geen pensioenovereenkomst heeft gesloten met een medewerker (bijvoorbeeld omdat de werknemer het aanbod heeft afgeslagen en een afstandsverklaring heeft getekend) en dat dit deze werkgever in die periode was toegestaan omdat geen aanmeldverplichting voor alle werknemers in de uitvoeringsovereenkomst verwoord stond. Dan kan een andersluidende uitvoeringsovereenkomst op een later moment niet alsnog tot een deelnameplicht leiden ten opzichte van de betreffende medewerkers. Met andere woorden: de (nieuwe) verzekeraar zal dan moeten respecteren dat er medewerkers werkzaam zijn binnen de onderneming van de werkgever die vanwege in het verleden gemaakte afspraken geen deelnemer zijn in de pensioenregeling.
Standpunt DNB
DNB heeft in maart 2012 een bericht uitgedaan aan verzekeraars, waaruit volgt dat DNB verzekeraars verantwoordelijk houdt voor de pensioenen van de medewerkers van de werkgever met wie de verzekeraar een uitvoeringsovereenkomst gesloten heeft, ook al zijn deze pensioenen (nog) niet door de werkgever verzekerd en gefinancierd (bijvoorbeeld door ondertekening van een afstandsverklaring). Dat standpunt van DNB zou een interpretatie van artikel 5 Pensioenwet zijn. Door dat standpunt ziet Nationale Nederlanden zich genoodzaakt om afstandsverklaringen te verbieden, omdat medewerkers die een afstandsverklaring getekend hebben, toch pensioen zouden kunnen claimen. De verwijzing van DNB naar artikel 5 Pensioenwet kan ik echter niet plaatsen. Weliswaar vloeit uit artikel 5 (onder andere) voort dat een afkoop van een pensioenuitkering niet mogelijk is, maar van zo’n afkoopsituatie is bij een afstandsverklaring helemaal geen sprake. Als een medewerker een afstandsverklaring tekent, komt er namelijk sowieso geen pensioenovereenkomst tot stand en ontstaan er dus ook geen pensioenaanspraken. Hoe kan iets worden afgekocht als er sowieso geen pensioenaanspraken zijn ontstaan? Er wordt dus naar mijn mening een onjuiste uitleg gegeven aan artikel 5 Pensioenwet. Bovendien druist die uitleg in tegen andere uitgangspunten van de Pensioenwet, namelijk contractsvrijheid tussen werkgever en medewerker en het ontbreken van een deelnameplicht van de medewerker.
Kortom
Een algeheel verbod van afstandsverklaringen vind ik een brug te ver. In ieder geval kan dit door Nationale Nederlanden geïntroduceerde verbod er niet toe leiden dat medewerkers die in het verleden een afstandsverklaring getekend hebben, nu alsnog verplicht worden om deel te nemen in de pensioenregeling bij een verzekeraar en/of dat premies bij de werkgever in rekening kunnen worden gebracht. Een dergelijke verplichting druist naar mijn opvatting in tegen de vrijheid die werkgever en medewerker hebben tot het al dan niet sluiten van een pensioenovereenkomst. Dat werkgevers bij het aangaan van nieuwe arbeidsovereenkomst rekening moeten houden met een in de uitvoeringsovereenkomst vermelde verplichting tot aanmelding van alle werknemers, lijkt mij overigens wel prima en is in de praktijk niet eens zo ongebruikelijk. In dat geval zal de medewerker zelf de afweging moeten maken of hij òfwel in dienst treedt (maar dan wel met de voorwaarde van deelname in de pensioenregeling), òfwel dat hij afziet van indiensttreding vanwege (bijvoorbeeld) de reden dat deelname in de pensioenregeling verplicht onderdeel uitmaakt van het arbeidsvoorwaardenpakket.
Al met al verwacht ik dat andere verzekeraars Nationale Nederlanden niet zullen volgen in het algehele verbod van afstandsverklaringen. Dit lijkt mij in ieder geval niet nodig.
Wettelijke uitgangspunten
De Pensioenwet voorziet niet in de plicht van de medewerker het aanbod van de werkgever voor deelname in de pensioenregeling te aanvaarden. Evenmin voorziet de Pensioenwet in de plicht van de werkgever om een aanbod te doen. Dit is anders in de situatie waarin sprake is van een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds. Buiten die situatie zijn werkgever en werknemer in beginsel vrij om al dan niet een pensioenovereenkomst te sluiten. De enige verplichting die de werkgever heeft, is iedere medewerker binnen één maand na aanvang van de werkzaamheden te informeren of een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst wordt gedaan. De werkgever kan dan dus ook laten weten dat er geen aanbod wordt gedaan. Voor zover er wel een aanbod wordt gedaan, kan de medewerker op zijn beurt laten weten geen gebruik te maken van dat aanbod. In beide situaties komt er geen pensioenovereenkomst tot stand. In de laatstgenoemde situatie wordt veelal een afstandsverklaring opgesteld, die de medewerker moet tekenen.
In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een pensioenverzekeraar in de uitvoeringsovereenkomst (te sluiten tussen werkgever en verzekeraar) vastlegt dat de werkgever verplicht is om alle werknemers aan te melden. Op het moment dat de werkgever een arbeidsovereenkomst wil aangaan met een medewerker, zal de werkgever aan de medewerker moeten laten weten dat van het aanbod tevens deel uitmaakt de deelname in de pensioenregeling. Als de medewerker niet met de arbeidsvoorwaarde pensioen akkoord wil gaan, zou de werkgever in de ideale situatie moeten weigeren om met die werknemer een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Immers, in dat geval zou het aangaan van een arbeidsovereenkomst (zonder dat daarin vervat is een pensioenovereenkomst) betekenen dat de werkgever wanpresteert jegens de verzekeraar.
Stel dat een werkgever in het verleden geen pensioenovereenkomst heeft gesloten met een medewerker (bijvoorbeeld omdat de werknemer het aanbod heeft afgeslagen en een afstandsverklaring heeft getekend) en dat dit deze werkgever in die periode was toegestaan omdat geen aanmeldverplichting voor alle werknemers in de uitvoeringsovereenkomst verwoord stond. Dan kan een andersluidende uitvoeringsovereenkomst op een later moment niet alsnog tot een deelnameplicht leiden ten opzichte van de betreffende medewerkers. Met andere woorden: de (nieuwe) verzekeraar zal dan moeten respecteren dat er medewerkers werkzaam zijn binnen de onderneming van de werkgever die vanwege in het verleden gemaakte afspraken geen deelnemer zijn in de pensioenregeling.
Standpunt DNB
DNB heeft in maart 2012 een bericht uitgedaan aan verzekeraars, waaruit volgt dat DNB verzekeraars verantwoordelijk houdt voor de pensioenen van de medewerkers van de werkgever met wie de verzekeraar een uitvoeringsovereenkomst gesloten heeft, ook al zijn deze pensioenen (nog) niet door de werkgever verzekerd en gefinancierd (bijvoorbeeld door ondertekening van een afstandsverklaring). Dat standpunt van DNB zou een interpretatie van artikel 5 Pensioenwet zijn. Door dat standpunt ziet Nationale Nederlanden zich genoodzaakt om afstandsverklaringen te verbieden, omdat medewerkers die een afstandsverklaring getekend hebben, toch pensioen zouden kunnen claimen. De verwijzing van DNB naar artikel 5 Pensioenwet kan ik echter niet plaatsen. Weliswaar vloeit uit artikel 5 (onder andere) voort dat een afkoop van een pensioenuitkering niet mogelijk is, maar van zo’n afkoopsituatie is bij een afstandsverklaring helemaal geen sprake. Als een medewerker een afstandsverklaring tekent, komt er namelijk sowieso geen pensioenovereenkomst tot stand en ontstaan er dus ook geen pensioenaanspraken. Hoe kan iets worden afgekocht als er sowieso geen pensioenaanspraken zijn ontstaan? Er wordt dus naar mijn mening een onjuiste uitleg gegeven aan artikel 5 Pensioenwet. Bovendien druist die uitleg in tegen andere uitgangspunten van de Pensioenwet, namelijk contractsvrijheid tussen werkgever en medewerker en het ontbreken van een deelnameplicht van de medewerker.
Kortom
Een algeheel verbod van afstandsverklaringen vind ik een brug te ver. In ieder geval kan dit door Nationale Nederlanden geïntroduceerde verbod er niet toe leiden dat medewerkers die in het verleden een afstandsverklaring getekend hebben, nu alsnog verplicht worden om deel te nemen in de pensioenregeling bij een verzekeraar en/of dat premies bij de werkgever in rekening kunnen worden gebracht. Een dergelijke verplichting druist naar mijn opvatting in tegen de vrijheid die werkgever en medewerker hebben tot het al dan niet sluiten van een pensioenovereenkomst. Dat werkgevers bij het aangaan van nieuwe arbeidsovereenkomst rekening moeten houden met een in de uitvoeringsovereenkomst vermelde verplichting tot aanmelding van alle werknemers, lijkt mij overigens wel prima en is in de praktijk niet eens zo ongebruikelijk. In dat geval zal de medewerker zelf de afweging moeten maken of hij òfwel in dienst treedt (maar dan wel met de voorwaarde van deelname in de pensioenregeling), òfwel dat hij afziet van indiensttreding vanwege (bijvoorbeeld) de reden dat deelname in de pensioenregeling verplicht onderdeel uitmaakt van het arbeidsvoorwaardenpakket.
Al met al verwacht ik dat andere verzekeraars Nationale Nederlanden niet zullen volgen in het algehele verbod van afstandsverklaringen. Dit lijkt mij in ieder geval niet nodig.
Gerelateerd
Pensioen en beloning