De aansprakelijkheidsverzekering particulieren (‘AVP’) biedt doorgaans geen dekking tegen schade die door een verzekerde is veroorzaakt met of door een motorrijtuig. Zo staat dit ook vaak in de polisvoorwaarden van de AVP opgenomen. Om wel dekking te krijgen tegen motorrijtuig schades dient een wettelijk verplicht gestelde WAM-verzekering te worden afgesloten, waarvan de premie een stuk hoger ligt. Wel kan het zo zijn dat een reguliere AVP zeer beperkte insluitingen bevat waardoor enkele zeer specifieke schades in verband met een motorrijtuig alsnog zijn gedekt. Te denken valt aan schade waarbij de verzekerde passagier was, schade veroorzaakt door motorisch voorbewogen maaimachines of schade veroorzaakt door joyriding met een motorvoertuig (mits de veroorzaker jonger is dan achttien jaar). Recent heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de dekking van een AVP tegen schade met een motorrijtuig een stuk ruimer kan zijn indien in de opgenomen insluitingen ruimte is overgelaten voor uitleg.
Casus
Bij het hof Arnhem-Leeuwarden speelde de volgende zaak. [A] was als chauffeur van een bedrijfsauto betrokken geweest bij een auto-ongeval. [B] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. Omdat de werkgever van [A] als gemoedsbezwaarder vrijgesteld was van de verzekeringsplicht en voor de bedrijfsauto geen WAM-verzekering had afgesloten, heeft [B] [A] als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de schade die [B] niet vergoed heeft gekregen via het Waarborgfonds. [A] heeft de schade vervolgens gemeld bij zijn AVP verzekeraar met een beroep op de beperkte insluitingen voor schades met motorrijtuigen. De verzekeraar heeft de schade echter afgewezen met het beroep de algemene uitsluiting van motorrijtuig schades. Omdat [A] meent dat deze bepaling onduidelijk is start hij een procedure tegen zijn verzekeraar en vordert hij te verklaren voor recht dat zijn verzekeraar alsnog dekking dient te verkrijgen.
In eerste aanleg is door de rechtbank Arnhem geoordeeld dat, hoewel de uitsluiting voor motorrijtuigschades voor meerderlei uitleg vatbaar is, dit nog niet betekent dat een ex artikel 6:238 lid 2 BW voorgeschreven voor de consument (verzekerde) meest gunstige uitleg (contra proferentem) op zijn plaats is. De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat een AVP-verzekering niet een dergelijke ruime dekking biedt, en dus geen dekking beidt tegen het motorrijtuigrisico in zijn algemeenheid. Dit zou in strijd zijn met de aard en de strekking van de verzekering. Indien dat wel het geval zou zijn zou dat volgens de rechtbank betekenen dat een verzekeringsnemer kan volstaan met een AVP-verzekering in plaats van met een duurdere en verplicht gestelde WAM-verzekering.
De rechtbank kiest er dan ook om de aard en de strekking van de AVP-verzekering in de uitleg doorslaggevend te laten zijn en komt niet toe aan de contra proferentem uitleg.
Hoger beroep
[A] gaat vervolgens in hoger beroep, en met succes. Het hof gaat niet met de rechtbank mee met betrekking tot het oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat de AVP geen dekking biedt voor motorrijtuigschades. Het hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat AVP eenmaal insluitingen kent: gevallen waarin motorrijtuigschade ondanks de algemene uitsluiting toch wordt gedekt. Hoewel er geen sprake is van een specifiek in de voorwaarden genoemde insluiting, ziet het hof niet in waarom de situatie van [A] onder de in de polisvoorwaarden opgenomen algemenere bepaling zou kunnen vallen. Het hof neemt daarbij in overweging dat hier zich geen situatie voordoet zoals de rechtbank schetst, namelijk een situatie waarbij de bestuurder het afsluiten van WAM-verzekering achterwege heeft gelaten. Het was volgens het hof immers niet [A] maar zijn werkgever die als gemoedsbezwaarde geen WAM-verzekering heeft afgesloten.
Derhalve is het volgens het hof nog slechts van belang dat de opgenomen bepaling onduidelijk is en dat deze twijfel over haar betekenis oplevert. Het hof oordeelt dan ook dat de consument (verzekerde) meest gunstige uitleg prevaleert en dat de AVP in het onderhavige schadegeval dekking biedt voor de motorrijtuigschade.
Het hof merkt tot slot nog op dat als de verzekeraar zou kunnen aantonen dat de verzekeringnemer wel bewust afziet van het sluiten van een WAM-verzekering om vervolgens te trachten een eventuele motorrijtuigschade onder de veel goedkopere AVP-verzekering vergoed te krijgen (hetgeen volgens haar hier dus niet het geval is), een beroep op de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW eventuele dekking in de weg zou kunnen staan. U begrijpt, een zeer strenge maatstaf en bovendien praktisch gezien een zeer moeilijk te bewijzen standpunt.
Casus
Bij het hof Arnhem-Leeuwarden speelde de volgende zaak. [A] was als chauffeur van een bedrijfsauto betrokken geweest bij een auto-ongeval. [B] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. Omdat de werkgever van [A] als gemoedsbezwaarder vrijgesteld was van de verzekeringsplicht en voor de bedrijfsauto geen WAM-verzekering had afgesloten, heeft [B] [A] als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de schade die [B] niet vergoed heeft gekregen via het Waarborgfonds. [A] heeft de schade vervolgens gemeld bij zijn AVP verzekeraar met een beroep op de beperkte insluitingen voor schades met motorrijtuigen. De verzekeraar heeft de schade echter afgewezen met het beroep de algemene uitsluiting van motorrijtuig schades. Omdat [A] meent dat deze bepaling onduidelijk is start hij een procedure tegen zijn verzekeraar en vordert hij te verklaren voor recht dat zijn verzekeraar alsnog dekking dient te verkrijgen.
In eerste aanleg is door de rechtbank Arnhem geoordeeld dat, hoewel de uitsluiting voor motorrijtuigschades voor meerderlei uitleg vatbaar is, dit nog niet betekent dat een ex artikel 6:238 lid 2 BW voorgeschreven voor de consument (verzekerde) meest gunstige uitleg (contra proferentem) op zijn plaats is. De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat een AVP-verzekering niet een dergelijke ruime dekking biedt, en dus geen dekking beidt tegen het motorrijtuigrisico in zijn algemeenheid. Dit zou in strijd zijn met de aard en de strekking van de verzekering. Indien dat wel het geval zou zijn zou dat volgens de rechtbank betekenen dat een verzekeringsnemer kan volstaan met een AVP-verzekering in plaats van met een duurdere en verplicht gestelde WAM-verzekering.
De rechtbank kiest er dan ook om de aard en de strekking van de AVP-verzekering in de uitleg doorslaggevend te laten zijn en komt niet toe aan de contra proferentem uitleg.
Hoger beroep
[A] gaat vervolgens in hoger beroep, en met succes. Het hof gaat niet met de rechtbank mee met betrekking tot het oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat de AVP geen dekking biedt voor motorrijtuigschades. Het hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat AVP eenmaal insluitingen kent: gevallen waarin motorrijtuigschade ondanks de algemene uitsluiting toch wordt gedekt. Hoewel er geen sprake is van een specifiek in de voorwaarden genoemde insluiting, ziet het hof niet in waarom de situatie van [A] onder de in de polisvoorwaarden opgenomen algemenere bepaling zou kunnen vallen. Het hof neemt daarbij in overweging dat hier zich geen situatie voordoet zoals de rechtbank schetst, namelijk een situatie waarbij de bestuurder het afsluiten van WAM-verzekering achterwege heeft gelaten. Het was volgens het hof immers niet [A] maar zijn werkgever die als gemoedsbezwaarde geen WAM-verzekering heeft afgesloten.
Derhalve is het volgens het hof nog slechts van belang dat de opgenomen bepaling onduidelijk is en dat deze twijfel over haar betekenis oplevert. Het hof oordeelt dan ook dat de consument (verzekerde) meest gunstige uitleg prevaleert en dat de AVP in het onderhavige schadegeval dekking biedt voor de motorrijtuigschade.
Het hof merkt tot slot nog op dat als de verzekeraar zou kunnen aantonen dat de verzekeringnemer wel bewust afziet van het sluiten van een WAM-verzekering om vervolgens te trachten een eventuele motorrijtuigschade onder de veel goedkopere AVP-verzekering vergoed te krijgen (hetgeen volgens haar hier dus niet het geval is), een beroep op de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW eventuele dekking in de weg zou kunnen staan. U begrijpt, een zeer strenge maatstaf en bovendien praktisch gezien een zeer moeilijk te bewijzen standpunt.
Gerelateerd
Verzekering