Mogelijkheden en gevolgen van beslag leggen en beslag opheffen

26 oktober 2009, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Met de economische crisis in volle gang worden rekeningen lang niet altijd op tijd betaald. Iedereen kent daar wel voorbeelden van, veelal als ontvangende partij, maar wellicht ook als betalende partij. In dit artikel leest u over de mogelijkheden én de mogelijke gevolgen van het leggen en het opheffen van een conservatoir beslag op onroerende zaken.Beslag leggen en beslag opheffenBij een debiteur die volhardt in zijn slechte betalingsgedrag, kan via de rechter doorgaans snel een conservatoir...
In dit artikel
Met de economische crisis in volle gang worden rekeningen lang niet altijd op tijd betaald. Iedereen kent daar wel voorbeelden van, veelal als ontvangende partij, maar wellicht ook als betalende partij. In dit artikel leest u over de mogelijkheden én de mogelijke gevolgen van het leggen en het opheffen van een conservatoir beslag op onroerende zaken.

Beslag leggen en beslag opheffen
Bij een debiteur die volhardt in zijn slechte betalingsgedrag, kan via de rechter doorgaans snel een conservatoir beslag op diens onroerend goed worden geregeld. De debiteur kan echter de tegenaanval openen door in kort geding opheffing van dat beslag te vorderen bij de voorzieningenrechter die het verlof tot het beslag heeft verleend. Zo’n opheffing wordt bijvoorbeeld uitgesproken als de vormvoorschriften niet zijn nageleefd of als de debiteur kan aantonen dat het beslag ondeugdelijk of onnodig is.

Opheffing van het beslag
De voorzieningenrechter kan het beslag op twee manieren opheffen. Hij kan de beslaglegger veroordelen om het beslag in de registers door te halen, al dan niet op straffe van een dwangsom. De beslaglegger is dan verplicht om de inschrijving van het proces-verbaal van beslaglegging in de openbare registers (het kadaster) door te halen. Pas hierna is het beslag opgeheven.
De tweede mogelijkheid is dat de voorzieningenrechter het beslag in de uitspraak zelf opheft. Als de voorzieningenrechter het vonnis op vordering van de beslagene uitvoerbaar bij voorraad verklaart, wat bijna altijd gebeurt, is het beslag daarmee onmiddellijk opgeheven.
Het is dus van groot belang op welke wijze de beslagene (de debiteur dus) zijn vordering tot opheffing bij de voorzieningenrechter formuleert. De beslagene moet wel beseffen dat de uitspraak in hoger beroep nog kan worden vernietigd, waardoor het beslag weer geldig is. En ook in een bodemprocedure kan de opheffing van het beslag alsnog ongedaan worden gemaakt zodat het beslag herleeft.

Is de eigenaar na de opheffing beschikkingsbevoegd?
Het beslag herleeft als het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd. Maar wat gebeurt er nu als een beslagen onroerende zaak na een opheffingsvonnis maar voor de uitspraak in hoger beroep aan een derde in eigendom wordt overgedragen of met een hypotheek wordt belast? De vraag is dan natuurlijk of de herleving van het beslag terugwerkende kracht heeft. Of kan de beslaglegger de herleving van het beslag niet tegen de nieuwe eigenaar of tegen de hypotheekhouder inroepen? Nog een stap verder gaat de vraag of de overdracht van het onroerend goed aan een derde ongedaan kan worden gemaakt als deze overdracht nog vóór het opheffingsvonnis heeft plaatsgevonden.

Hoge Raad: eigendomsrecht derde respecteren
Als hoogste rechtscollege heeft de Hoge Raad inmiddels alle vragen beantwoord in een recent arrest van 8 september 2008. In een arrest uit 2000 heeft de Hoge Raad overwogen:
"Opheffing van een beslag bij of ingevolge een bij voorraad uitvoerbaar vonnis, strekt ertoe de beslagene volledig te herstellen in zijn bevoegdheid om het goed te vervreemden of te bezwaren. Een derde kan rechten die hij van de beslagene heeft verkregen in het tijdvak gelegen tussen de opheffing van het beslag en de vernietiging van het vonnis, dan ook aan de beslaglegger tegenwerpen."

De beslaglegger moet het eigendomsrecht van de derde dus respecteren. Dat geldt ook voor andere goederenrechtelijke rechten die zijn ontstaan tussen de opheffing van het beslag en de vernietiging daarvan. De beschikkingsbevoegdheid van de beslagene wordt in deze periode door de Hoge Raad dus op geen enkele wijze ingeperkt. Dit heeft ook tot gevolg dat het irrelevant is of de derde verkrijger of de hypotheekhouder te goeder trouw is. Daarnaast dient bedacht te worden dat deze beschikkingsbevoegdheid voor alle rechtshandelingen geldt en niet alleen voor goederenrechtelijke rechtshandelingen. Hierbij kan bijvoorbeeld ook aan huur worden gedacht.

Laatste arrest gaat nog een stap verder
In het arrest van september 2008 ging de Hoge Raad nog een stap verder. In die zaak werd de onroerende zaak al aan een derde geleverd terwijl het conservatoir beslag op het moment van levering nog op het onroerend goed rustte. Volgens de Hoge Raad is in een dergelijk geval de consequentie van de opheffing van het beslag dat de verkrijging van de onroerende zaak alsnog onbezwaard wordt.
Door de opheffing van het beslag heeft de derde na de eigendomsverkrijging dus alsnog een onbelast onroerend goed verkregen.
Het betrof hier echter wel een uitzonderlijke zaak. Een notaris is namelijk niet snel bereid om een onroerende zaak waarop een beslag rust in eigendom over te dragen of met een hypotheek te belasten. De kans dat hij op grond van de notariële beroepsregels aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die de opvolgend eigenaar of hypotheekhouder eventueel mocht lijden, is aanzienlijk.

Conclusie: toch met lege handen...
Een crediteur kan de druk om te betalen aanzienlijk opvoeren door conservatoir beslag te leggen op het onroerend goed van zijn debiteur. Als de debiteur er echter in slaagt om het beslag in kort geding door de voorzieningenrechter te laten opheffen is deze debiteur vanaf dat moment volledig bevoegd om over het onroerend goed te beschikken. Zelfs als de crediteur de opheffing van het beslag in hoger beroep ongedaan weet te maken, staat hij tegenover een derde verkrijger van dat onroerend goed met lege handen.