Signalen over verlaging vergoeding ongecontracteerde zorg
De brief kwam er op verzoek van de Tweede Kamer zelf. De Tweede Kamer had signalen ontvangen dat zorgverzekeraars momenteel brieven aan hun verzekerden sturen over het terugschroeven van de vergoeding van niet-gecontracteerde aanbieders van wijkverpleging en geestelijke gezondheidszorg (ggz) per 1 januari 2023. De Tweede Kamer had de minister verzocht om in haar beantwoording expliciet in te gaan op de vraag hoe deze ontwikkelingen zich verhouden tot artikel 13 van de Zorgverzekeringswet, waarin het recht op vrije artsenkeuze is opgenomen.
Maatregelen om de contracteergraad te verhogen
Volgens de minister zijn de verlaagde vergoedingen voor ongecontracteerde zorg in lijn met afspraken die daarover zijn gemaakt in het IZA. In het IZA is afgesproken dat de vergoedingen voor ongecontracteerde zorg mogen worden verlaagd, maar niet zodanig dat daardoor een feitelijke hinderpaal voor de verzekerde ontstaat om zich tot een zorgaanbieder naar keuze te wenden (‘hinderpaalcriterium’). Het verlagen van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg ligt “politiek gevoelig” aldus de beslisnota bij de Kamerbrief. Niet voor niets werd de formulering over de verlaagde vergoeding in het IZA enigszins afgezwakt na kritiek vanuit zowel de politiek als de zorgsector zelf op het eerste concept. Nu het hinderpaalcriterium expliciet is opgenomen in het IZA, kunnen vergoedingen worden verlaagd zonder dat daarvoor een wijziging van artikel 13 Zvw vereist is.
Het verlagen van de vergoeding voor ongecontracteerde zorg is volgens de minister een belangrijk instrument om te sturen op (lees: het verhogen van) de contracteergraad. Wij merken op dat de minister met deze redenering voorbij lijkt te gaan aan het feit dat zorgaanbieders die wel degelijk wíllen contracteren, lang niet altijd gehoor vinden bij zorgverzekeraars. Regelmatig vormt de inhoud van zorg niet eens het struikelblok, maar wijst een zorgverzekeraar een contractaanvraag simpelweg af met het argument dat al ‘voldoende’ zorg zou zijn ingekocht. Nog daargelaten dat dit argument gelet op de lange wachtlijsten in met name de ggz geen stand kan houden, worden zorgaanbieders op deze manier – ook als zij wíllen contracteren – gedwongen om tegen ongecontracteerde (lage) tarieven te werken.
De reactie van de minister komt er toch op neer dat de (negatieve) gevolgen van het niet-contracteren volledig voor rekening van de zorgaanbieder komen. De minister laat een kans liggen om toe te lichten hoe zij zorgverzekeraars dwingender gaat sturen om de contracteergraad te verhogen. In haar Kamerbrief verwijst de minister naar maatregelen uit het IZA om het contracteerproces eenvoudiger en laagdrempeliger te maken, maar dit is nog geen garantie dat zorgverzekeraars ook daadwerkelijk meer zullen gaan contracteren.
Afname restitutiepolissen
De minister gaat in haar kamerbrief ook in op de afname van het aantal restitutiepolissen; een trend die ook in 2023 doorzet. Zo stopt een van ’s lands grootste zorgverzekeraars, VGZ, in 2023 met de restitutiepolis. Voor zorg verleend door ongecontracteerde aanbieders in de ggz en in de wijkverpleging ontvangen VGZ-verzekerden geen volledige vergoeding meer. VGZ-verzekerden die voorheen een restitutiepolis hadden kregen in 2022 nog 100% van het marktconforme vergoed. In 2023 zullen zij nog maar 90% van het gemiddeld gecontracteerde tarief (dat lager ligt dan het marktconforme tarief) vergoed krijgen.
De minister is van mening dat ondanks de afname van het aantal restitutiepolissen nog voldoende keuzevrijheid voor de verzekerde overblijft. Zij weerspreekt het eerder door enkele Kamerleden ingenomen standpunt dat keuzevrijheid voor mensen met een krappe beurs onbetaalbaar wordt. De minister meent dat de hoogte van de zorgtoeslag (die gebaseerd is op het gewogen gemiddelde van alle polissen, dus inclusief restitutiepolissen) voldoende waarborgt dat ook deze doelgroep haar keuzevrijheid behoudt. Daarmee gaat de minister voorbij aan het feit dat de zorgtoeslag primair bedoeld is om de kosten van de zorgverzekering te dekken, en niet om óók het deel dat verzekerden zélf moeten bijbetalen bij een ongecontracteerde zorgaanbieder te compenseren. Het is niet ondenkbaar dat de nieuwe verlaagde vergoedingen een feitelijke hinderpaal voor verzekerden zullen opleveren. Ook zorgaanbieders leiden daar schade door. De laatste jaren hebben zorgaanbieders met succes geprocedeerd tegen de lage tarieven voor ongecontracteerde zorg.
Conclusie
Het moge duidelijk zijn dat met het recent gesloten Integraal Zorgakkoord kleine én grote veranderingen binnen de zorg in gang zijn gezet. Ongecontracteerde zorgaanbieders beginnen daar met de start van het overstapseizoen de gevolgen van te ondervinden. Ervaart u als zorgaanbieder problemen bij het contracteerproces of heeft u anderszins vragen naar aanleiding van deze blog, schroom dan niet om contact op te nemen met Koen Mous, Stefan Donkelaar of Blanca de Louw.