Inleiding
De geschillenregeling, sinds 1989 wettelijk verankerd, heeft als doel om aandeelhoudersruzies te beslechten en kenmerkt zich door een uitstotings- en uittredingsmogelijkheid en een regeling die ziet op de gedwongen overgang van het stemrecht op verpande of in vruchtgebruik gegeven aandelen.
In deze bijdrage ga ik kort in op de reikwijdte van de geschillenregeling en zal ik vervolgens nader ingaan op de mogelijkheid van een beknelde aandeelhouder tot het instellen van een uittredingsvordering jegens zijn/haar medeaandeelhouder(s) en/of de vennootschap zelf en ook op de omstandigheden die, al dan niet tezamen, tot toewijzing van een dergelijke vordering kunnen leiden.
Een korte schets van de reikwijdte van de geschillenregeling
Het doel van de wettelijke geschillenregeling
De wettelijke geschillenregeling omvat voor aandeelhouders van besloten vennootschappen en van ‘besloten’ naamloze vennootschappen[1] een instrumentarium om aandeelhoudersruzies, die veelal doorsijpelen naar het niveau van de vennootschap en de aan haar verbonden onderneming, te doen beslechten middels een exit van een aandeelhouder via een uitstotings- of uittredingsvordering. Hiermee wordt bewerkstelligd dat via een – in beginsel – rechterlijke tussenkomst de overdracht/overname van een aandelenpakket wordt afgedwongen tegen betaling van een redelijke prijs voor dat pakket aandelen.
De statutaire/contractuele afwijkings- en aanvullingsmogelijkheid van de wettelijke geschillenregeling
In de statuten en/of een aandeelhoudersovereenkomst kan geheel of gedeeltelijk afgeweken worden van de wettelijke geschillenregeling door het opnemen van een ‘eigen’ geschillenregeling. Speelt een dergelijke situatie, dan zal de wettelijke geschillenregeling geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn en dient aansluiting gevonden te worden bij de statutaire of contractuele geschillenregeling. Dit is slechts anders wanneer de beoogde aandelenoverdracht onmogelijk of uiterst bezwaarlijk gemaakt wordt door de statutaire/contractuele geschillenregelingsbepaling, in welke situatie het aandeelhoudersgeschil (zoveel als mogelijk) opgelost dient te worden via de weg van de wettelijke geschillenregeling. Een dergelijke ‘escape’ is logisch nu de wettelijke geschillenregeling dient te voorkomen dat een aandeelhouder in een beknelde situatie geraakt of in een dergelijke situatie gevangen blijft zitten zonder dat aan hem/haar een redelijke uitweg geboden wordt.
Het bevoegde oplossingsinstituut
De wet heeft bovendien de mogelijkheid in het leven geroepen om in de statuten of in een aandeelhoudersovereenkomst een bepaling op te nemen die ertoe leidt dat het aandeelhoudersgeschil direct bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam wordt aangebracht of aan arbitrage onderworpen wordt, dan wel dat via een bijzondere forumkeuze wordt afgeweken van de hoofdregel dat in eerste aanleg uitsluitend de rechtbank van de woonplaats (lees: de statutaire zetel) van de vennootschap, en in hoger beroep de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
De uittredingsvordering
De toetsingsmaatstaf van de uittredingsvordering
De uittredingsvordering maakt het mogelijk voor een beknelde aandeelhouder om een rechterlijk bevel tot overname van het door hem/haar gehouden pakket aandelen door een medeaandeelhouder of de vennootschap te vorderen tegen betaling van een – in beginsel – door de rechtbank vast te stellen, billijke prijs.
De toetsingsmaatstaf bij de uittredingsvordering is of een aandeelhouder door de gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders of van de vennootschap zelf zodanig in zijn/haar rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn/haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet langer van hem/haar gevergd kan worden. Met andere woorden, er dient sprake te zijn van een onhoudbare, benarde of beknellende situatie voor de betrokken aandeelhouder die haar oorsprong vindt in de gedragingen van zijn/haar medeaandeelhouder(s) en/of van de vennootschap. Voor dit type situaties dient aldus de wettelijke geschillenregeling een uitweg tot een redelijke oplossing van het aandeelhoudersgeschil te bieden.
De omstandigheden waaronder (het instellen van) een uittredingsvordering mogelijk is
De hamvraag is welke omstandigheden ertoe (kunnen) leiden dat een uittredingsvordering van de beknelde aandeelhouder slaagt. Daar is geen pasklaar antwoord op te geven nu alle omstandigheden van het concrete geval beslissend zullen zijn. Dit neemt niet weg dat omstandigheden zijn te distilleren uit de rechtspraak die ertoe hebben geleid dat een uittredingsvordering toegewezen werd. Een aantal van die omstandigheden op het gebied van de vennootschapsrechtelijke samenwerking, het gevoerde dividendbeleid en de schending van wettelijke, statutaire en contractuele bepalingen zal ik hierna bespreken.
De (vormgeving van de) vennootschapsrechtelijke samenwerking
Uit de rechtspraak volgt dat enkel en alleen het bestaan van een verstoorde aandeelhoudersverhouding op zichzelf genomen onvoldoende grond vormt voor toewijzing van de vordering tot uittreding. Dat heeft ook te gelden voor de situatie dat een minderheidsaandeelhouder geen of niet langer invloed uit kan oefenen op het besluitvormende proces of wanneer hij/zij als bestuurder wordt ontslagen. Deze omstandigheden tezamen kunnen echter, zo blijkt uit de voorhanden rechtspraak, wel grond vormen om tot toewijzing van de uittredingsvordering te komen. Ik geef daartoe als voorbeeld de praktijksituatie dat al voor langere tijd sprake is van een verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders en dat een aandeelhouder-bestuurder op enig moment (ten onrechte) ontslagen wordt, met als gevolg dat daarmee zijn/haar zeggenschap op directieniveau volledig wordt ontnomen. Verder vormt het bestaan van zodanig onoverbrugbare verschillen van inzicht tussen de aandeelhouders, met als gevolg dat niet langer meer wordt samengewerkt op aandeelhoudersniveau, grond voor toewijzing van de uittredingsvordering.
Het (door)gevoerde dividendbeleid
De omstandigheden waaronder een uittredingsvordering toegewezen kan worden kunnen ook gevonden worden op het gebied van het financiële/dividendbeleid. Uit de voorhanden rechtspraak volgt dat hierbij onder meer gedacht kan worden aan de volgende omstandigheden:
- Een dividendbesluit wordt (telkenmale) om onduidelijke (financiële) redenen geblokkeerd door een (groot)aandeelhouder;
- Er wordt een (zeer) ongunstig dividendbeleid gevoerd/ingevoerd;
- Het (statutaire) dividendbeleid wordt ingrijpend gewijzigd met als gevolg dat de vrije (winst)reserves niet meer (volledig) uitgekeerd kunnen worden; en/of;
- Er kan geen gedachtewisseling over de winstreserveringen/het dividendbeleid plaatsvinden, omdat aan de (minderheids)aandeelhouder al enige tijd (actuele en volledige) financiële informatie aangaande de vennootschap onthouden wordt.
Een aandeelhouder handelt in strijd met de wet, de statuten en/of de aandeelhoudersovereenkomst
De verstoorde relatie op aandeelhoudersniveau kan haar oorsprong ook vinden in de omstandigheid dat een medeaandeelhouder in strijd met de wet, de statuten en/of de aandeelhoudersovereenkomst heeft gehandeld/handelt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat:
- de meerderheidsaandeelhouder op enig moment besluit om de aandeelhoudersovereenkomst niet langer na te leven en als gevolg daarvan de gerechtvaardigde belangen van de minderheidsaandeelhouder (onevenredig) geraakt worden;
- de aandeelhouder-bestuurder de goedkeuringsbehoevende bestuursbesluiten niet voorlegt aan de algemene vergadering of de raad van commissarissen; en/of;
- de vennootschap oneigenlijke concurrentie wordt aangedaan door een aandeelhouder.
Slot
De omstandigheden waaronder een uittredingsvordering slaagt zijn casuïstisch van aard. Het is dus zaak om u goed voor te laten lichten over de slagingskansen van een dergelijke vordering. Heeft u hier vragen over, dan drink ik graag (digitaal) met u een kop koffie om de juridische (on)mogelijkheden door te nemen.
[1] Een ‘besloten’ naamloze vennootschap kent uitsluitend aandelen op naam, haar statuten bevatten een blokkeringsregeling en dienen niet toe te laten dat met medewerking van de vennootschap certificaten aan toonder uitgegeven worden.