Kostprijselementen
Ten eerste komt er volgens de Kamerbrief een regeringsbesluit (AMvB) dat het begrip “reële prijs” nader uitwerkt. Gemeenten die jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering laten uitvoeren door zorgaanbieders, moeten daarvoor ingevolge artikel 2.12 Jeugdwet reële tarieven vaststellen. In de praktijk is er veel discussie (en rechtszaken) over de uitleg van een dergelijk reëel tarief, ook wel reële prijs genoemd, en de AMvB zal de kostprijselementen benoemen die transparant moeten worden opgenomen in de reële prijs, zoals dat ook voor de Wmo het geval is. De volgende elementen worden daarin ten minste opgenomen: de kosten van beroepskrachten, reële overheadkosten, kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten, reis- en opleidingskosten en indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst. Het streven is om dit artikel op 1 april 2021 in werking te laten treden voor nieuw te sluiten contracten, zodat er bij de inkoop van jeugdhulp voor het jaar 2022 rekening mee moet worden gehouden.
Zorgvuldigheidseisen
Ten tweede wordt in de brief een drietal zorgvuldigheidseisen bij inkoop voorgeschreven. Zo moeten gemeenten meerjarige contracten afsluiten. Om zorgaanbieders de vereiste zekerheid te bieden, kan waarschijnlijk strikt genomen niet worden volstaan met een eenjarige overeenkomst met (jaarlijkse) verlengingsopties. Tevens dient er tussen het tekenen en de ingang van het contract ten minste 3 maanden (in uitzonderingsgevallen: 6 maanden), zoals nu ook al voor Wmo-inkoop geldt. Daarnaast moeten binnen de inkoopcontracten afspraken worden gemaakt over de continuïteit van zorg voor cliënten na afloop van een contract. In de Jeugdwet zal bovendien een bepaling worden opgenomen die de Minister gelegenheid geeft nadere zorgvuldigheidseisen voor de inkoop van zorg vast te stellen.
Afschaffing emvi-verplichting
Tot slot schrijven de ministers dat de “emvi-verplichting” op termijn, na een wetswijziging, zal worden geschrapt. De Jeugdwet en de Wmo 2015 verplichten op dit moment bij aanbestedingen dat gunning alleen op basis van de economisch meest voordelige inschrijving (d.i. beste prijs-kwaliteitverhouding) mogelijk is (“emvi-verplichting”). Door schrapping krijgen gemeenten meer vrijheid om aanbestedingsprocedures in te richten en dat moet leiden tot vermindering van de uitvoeringslasten voor geïnteresseerde aanbieders en voor gemeenten. Gemeenten kunnen selecteren op basis van bewezen kwaliteit (zoals certificaten en referenties) en hoeven geen kwalitatieve inschrijving (met bijvoorbeeld een plan van aanpak) meer te beoordelen.