De
rechtbank Rotterdam heeft de boete verlaagd die de NMa aan de Landelijke Huisartsenvereniging heeft opgelegd voor het verbreken van zegels gedurende het onderzoek van de NMa naar vermeende kartelgedragingen door LHV. De boete is verlaagd van EUR 51.000,- naar EUR 23.000,- voornamelijk omdat de NMa niet concreet had onderbouwd waarom de ernst van de overtreding een boete van EUR 51.000,- rechtvaardigde.
De Zaak
Op 14 april 2010 een inval gedaan bij de LHV om ter plaatse onderzoek te verrichten in verband met het vermoeden van overtreding van het kartelverbod. Aangezien de NMa er niet in slaagde om haar onderzoek die dag af te ronden, heeft zij aan het einde van de werkdag het secretariaat (alwaar zich de te onderzoeken gegevens bevonden) van de LHV verzegeld. Bij terugkomst de volgende dag concludeerde de NMa dat de verzegeling was verbroken. De beveiliger die zijn avondronde liep, bleek het secretariaat ondanks de verzegeling te hebben betreden. Aangezien het verbreken van de verzegeling als belemmering van het onderzoek wordt aangemerkt, heeft de NMa de LHV een boete opgelegd van EUR 51.000 op grond van artikel 70b van de Mededingingswet. Bij het vaststellen van de boete heeft de NMa zich beroepen op de " Beleidsregels 2009".
De Procedure
De LHV gaat na vruchteloos bezwaar bij de NMa in beroep tegen de boete bij de rechtbank Rotterdam. Blijkens de uitspraak voert zij onder meer aan:
De eerste twee stellingen van de LHV worden door de rechtbank Rotterdam van tafel geveegd. De NMa kon wel degelijk in redelijkheid besluiten om het gehele secretariaat af te sluiten. Aangezien de afsluiting buiten kantoortijden plaatsvond, zijn de werkzaamheden niet verstoord. Bovendien lagen er veel relevante documenten verspreid over het secretariaat, waardoor een minder vergaande (verzegelings)maatregel niet beschikbaar was. Bovendien kon het doorbreken van de verzegeling aan de LHV worden toegerekend, omdat zij de beveiliging onvoldoende heeft geïnstrueerd om de verzegeling in stand te houden. De LHV is daarmee tekortgeschoten in hetgeen redelijkerwijs van haar kon worden verwacht om de zegelverbreking te voorkomen.
Wel is de rechtbank Rotterdam het met de LHV eens dat de hoogte van de boete onjuist is vastgesteld. Bij het vaststellen van de boete heeft de NMa zich beroepen op de Beleidsregels 2009, op basis waarvan de hoogte (onder meer) wordt bepaald naargelang de ernst van de overreding van het verbod tot zegelverbreking. De Beleidsregels 2009 hanteren daarbij een schaal van 1 tot en met 5. De NMa had de overtreding van het verbod tot zegelverbreking door de LHV ernstig aangemerkt en op basis daarvan gebruikgemaakt van een ernstfactor 2. Uit de toelichting op de Beleidsregels 2009 volgt echter dat een ernstige overtreding van het verbod tot zegelverbreking wordt aangeduid met een ernstfactor 1. Uitsluitend indien concrete ernstverzwarende omstandigheden worden gesteld, kan bij beboeting gebruik worden gemaakt van een hogere ernstfactor dan 1. De NMa had echter helemaal geen bijzondere omstandigheden gesteld die erop wijzen dat de overtreding van het verbod door LHV dusdanig ernstig is dat verzwaring van de ernstfactor gerechtvaardigd. De rechtbank Rotterdam halveert aldus de boete. Daarnaast heeft de rechtbank Rotterdam de boete verder verlaagd omdat de LHV volledige medewerking heeft verleend bij het onderzoek door de NMa naar de zegelverbreking en daarmee verder is gegaan dan hetgeen waartoe zij op grond van de wet verplicht was.
Tot slot
Naar aanleiding van het onderzoek waarvan de inval deel uitmaakte, heeft de NMa een geruchtmakende boete van EUR 7,7 miljoen aan de LHV opgelegd. De LHV had volgens de NMa in strijd gehandeld met het kartelverbod omdat zij toetreding had bemoeilijkt door haar leden te adviseren om alleen huisartsen toe te laten als de reeds gevestigde huisartsen het daarmee eens zijn.
De LHV vecht de boetebeslissing van de NMa aan. De procedure over de zegelverbreking is dus slechts een opwarmertje voordat de grote strijd gaat beginnen.
De Zaak
Op 14 april 2010 een inval gedaan bij de LHV om ter plaatse onderzoek te verrichten in verband met het vermoeden van overtreding van het kartelverbod. Aangezien de NMa er niet in slaagde om haar onderzoek die dag af te ronden, heeft zij aan het einde van de werkdag het secretariaat (alwaar zich de te onderzoeken gegevens bevonden) van de LHV verzegeld. Bij terugkomst de volgende dag concludeerde de NMa dat de verzegeling was verbroken. De beveiliger die zijn avondronde liep, bleek het secretariaat ondanks de verzegeling te hebben betreden. Aangezien het verbreken van de verzegeling als belemmering van het onderzoek wordt aangemerkt, heeft de NMa de LHV een boete opgelegd van EUR 51.000 op grond van artikel 70b van de Mededingingswet. Bij het vaststellen van de boete heeft de NMa zich beroepen op de " Beleidsregels 2009".
De Procedure
De LHV gaat na vruchteloos bezwaar bij de NMa in beroep tegen de boete bij de rechtbank Rotterdam. Blijkens de uitspraak voert zij onder meer aan:
- De NMa was niet bevoegd om het gehele secretariaat af te sluiten, omdat hetzelfde doel met minder bezwarende middelen bereikt kon worden;
- de overtreding kan niet worden toegerekend aan de LHV, althans kan niet aan haar worden verweten;
- de hoogte van de boete is onvoldoende gemotiveerd.
De eerste twee stellingen van de LHV worden door de rechtbank Rotterdam van tafel geveegd. De NMa kon wel degelijk in redelijkheid besluiten om het gehele secretariaat af te sluiten. Aangezien de afsluiting buiten kantoortijden plaatsvond, zijn de werkzaamheden niet verstoord. Bovendien lagen er veel relevante documenten verspreid over het secretariaat, waardoor een minder vergaande (verzegelings)maatregel niet beschikbaar was. Bovendien kon het doorbreken van de verzegeling aan de LHV worden toegerekend, omdat zij de beveiliging onvoldoende heeft geïnstrueerd om de verzegeling in stand te houden. De LHV is daarmee tekortgeschoten in hetgeen redelijkerwijs van haar kon worden verwacht om de zegelverbreking te voorkomen.
Wel is de rechtbank Rotterdam het met de LHV eens dat de hoogte van de boete onjuist is vastgesteld. Bij het vaststellen van de boete heeft de NMa zich beroepen op de Beleidsregels 2009, op basis waarvan de hoogte (onder meer) wordt bepaald naargelang de ernst van de overreding van het verbod tot zegelverbreking. De Beleidsregels 2009 hanteren daarbij een schaal van 1 tot en met 5. De NMa had de overtreding van het verbod tot zegelverbreking door de LHV ernstig aangemerkt en op basis daarvan gebruikgemaakt van een ernstfactor 2. Uit de toelichting op de Beleidsregels 2009 volgt echter dat een ernstige overtreding van het verbod tot zegelverbreking wordt aangeduid met een ernstfactor 1. Uitsluitend indien concrete ernstverzwarende omstandigheden worden gesteld, kan bij beboeting gebruik worden gemaakt van een hogere ernstfactor dan 1. De NMa had echter helemaal geen bijzondere omstandigheden gesteld die erop wijzen dat de overtreding van het verbod door LHV dusdanig ernstig is dat verzwaring van de ernstfactor gerechtvaardigd. De rechtbank Rotterdam halveert aldus de boete. Daarnaast heeft de rechtbank Rotterdam de boete verder verlaagd omdat de LHV volledige medewerking heeft verleend bij het onderzoek door de NMa naar de zegelverbreking en daarmee verder is gegaan dan hetgeen waartoe zij op grond van de wet verplicht was.
Tot slot
Naar aanleiding van het onderzoek waarvan de inval deel uitmaakte, heeft de NMa een geruchtmakende boete van EUR 7,7 miljoen aan de LHV opgelegd. De LHV had volgens de NMa in strijd gehandeld met het kartelverbod omdat zij toetreding had bemoeilijkt door haar leden te adviseren om alleen huisartsen toe te laten als de reeds gevestigde huisartsen het daarmee eens zijn.
De LHV vecht de boetebeslissing van de NMa aan. De procedure over de zegelverbreking is dus slechts een opwarmertje voordat de grote strijd gaat beginnen.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun