U heeft een geldbedrag uitgeleend aan uw debiteur. U wilt natuurlijk zekerheid dat u dit bedrag terug krijgt, vandaar dat u een pandrecht heeft gevestigd op de inventaris van deze debiteur. U mag deze goederen echter niet zomaar opeisen en verkopen, wanneer uw debiteur zijn schuld niet aflost. De Belastingdienst staat dit sinds vorig jaar niet langer toe.
Wat is een pandrecht
Een pandrecht wil zeggen dat u zich als eerste op de opbrengst van de goederen waarop het pandrecht is gevestigd, mag verhalen. Heeft u bijvoorbeeld een pandrecht op de inventaris, dan mag u deze inventaris (wanneer uw debiteur niet conform afspraken betaalt) laten veilen en met de opbrengst uw vordering betalen. Een pandrecht is er in twee smaken: stil pandrecht en vuistpandrecht. Een stil pandrecht wil zeggen dat de goederen zich nog steeds bij uw debiteur bevinden; uw debiteur kan zelf over de goederen beschikken. Een vuistpandrecht wil zeggen dat de goederen zich bij u bevinden; uw debiteur kan niet zelf over de goederen beschikken.
Een stil pandrecht kan heel simpel worden omgezet in een vuistpand. Dit gebeurt door de goederen van uw debiteur in uw feitelijke macht te brengen. Wanneer u echter een stil pandrecht heeft op de inventaris van de bedrijfsruimte van uw debiteur, dan zitten er aan de omzetting van het stil pandrecht in een vuistpandrecht sinds afgelopen jaar diverse haken en ogen.
Voorrangspositie van de fiscus
De Belastingdienst heeft namelijk een bijzondere voorrangspositie op de inventaris, ook als daarop door u een stil pandrecht is gevestigd. Het zeker stellen van de inventaris om uw vordering voldaan te krijgen, kan dus niet zomaar. Op grond van de Invorderingswet 1990 moet u, voordat u de inventaris waarop u een pandrecht heeft, naar uw eigen terrein verplaatst en vervolgens verkoopt, hiervan melding maken bij de Belastingdienst. Na deze melding heeft de Belastingdienst een termijn van vier weken om haar bijzondere voorrangspositie op te eisen. Pas wanneer deze termijn is verstreken en de Belastingdienst geen actie heeft ondernomen, kan de inventaris door u in vuistpand worden genomen.
Het maken van de melding
De melding van uw voorgenomen actie kunt u heel simpel maken via een formulier dat u kunt downloaden van de site van de Belastingdienst. De melding betekent overigens niet dat de Belastingdienst u wil frustreren in het voldaan krijgen van uw vordering; de termijn van vier weken is vooral bedoeld om met alle partijen in overleg te treden om tot een voor iedereen bevredigende oplossing te komen.
Boete
Wordt er door u van de voorgenomen acties echter geen melding gemaakt, of wordt de termijn van vier weken na de melding niet door u afgewacht, dan bent u jegens de Belastingdienst aansprakelijk voor de schade die de Belastingdienst daardoor lijdt. Deze schade is gelijk aan de (executie)waarde van de inventaris waarop u zich heeft verhaald, met als maximum de hoogte van de openstaande belastingschuld. Het is dus zaak goed te onderzoeken of u verplicht bent uw voorgenomen acties te melden, voordat u uw zekerheden uitwint.
Wat is een pandrecht
Een pandrecht wil zeggen dat u zich als eerste op de opbrengst van de goederen waarop het pandrecht is gevestigd, mag verhalen. Heeft u bijvoorbeeld een pandrecht op de inventaris, dan mag u deze inventaris (wanneer uw debiteur niet conform afspraken betaalt) laten veilen en met de opbrengst uw vordering betalen. Een pandrecht is er in twee smaken: stil pandrecht en vuistpandrecht. Een stil pandrecht wil zeggen dat de goederen zich nog steeds bij uw debiteur bevinden; uw debiteur kan zelf over de goederen beschikken. Een vuistpandrecht wil zeggen dat de goederen zich bij u bevinden; uw debiteur kan niet zelf over de goederen beschikken.
Een stil pandrecht kan heel simpel worden omgezet in een vuistpand. Dit gebeurt door de goederen van uw debiteur in uw feitelijke macht te brengen. Wanneer u echter een stil pandrecht heeft op de inventaris van de bedrijfsruimte van uw debiteur, dan zitten er aan de omzetting van het stil pandrecht in een vuistpandrecht sinds afgelopen jaar diverse haken en ogen.
Voorrangspositie van de fiscus
De Belastingdienst heeft namelijk een bijzondere voorrangspositie op de inventaris, ook als daarop door u een stil pandrecht is gevestigd. Het zeker stellen van de inventaris om uw vordering voldaan te krijgen, kan dus niet zomaar. Op grond van de Invorderingswet 1990 moet u, voordat u de inventaris waarop u een pandrecht heeft, naar uw eigen terrein verplaatst en vervolgens verkoopt, hiervan melding maken bij de Belastingdienst. Na deze melding heeft de Belastingdienst een termijn van vier weken om haar bijzondere voorrangspositie op te eisen. Pas wanneer deze termijn is verstreken en de Belastingdienst geen actie heeft ondernomen, kan de inventaris door u in vuistpand worden genomen.
Het maken van de melding
De melding van uw voorgenomen actie kunt u heel simpel maken via een formulier dat u kunt downloaden van de site van de Belastingdienst. De melding betekent overigens niet dat de Belastingdienst u wil frustreren in het voldaan krijgen van uw vordering; de termijn van vier weken is vooral bedoeld om met alle partijen in overleg te treden om tot een voor iedereen bevredigende oplossing te komen.
Boete
Wordt er door u van de voorgenomen acties echter geen melding gemaakt, of wordt de termijn van vier weken na de melding niet door u afgewacht, dan bent u jegens de Belastingdienst aansprakelijk voor de schade die de Belastingdienst daardoor lijdt. Deze schade is gelijk aan de (executie)waarde van de inventaris waarop u zich heeft verhaald, met als maximum de hoogte van de openstaande belastingschuld. Het is dus zaak goed te onderzoeken of u verplicht bent uw voorgenomen acties te melden, voordat u uw zekerheden uitwint.