Vereisten faillissementsaanvraag
Artikel 6 Faillissementswet bepaalt dat het faillissement van een persoon wordt uitgesproken als summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Als een schuldeiser het faillissement aanvraagt, dient ook (summierlijk) te blijken dat die schuldeiser gelden van de persoon te vorderen heeft. Aan deze eisen wordt in de regel voldaan als de persoon meerdere schulden onbetaald heeft gelaten (het pluraliteitsvereiste), terwijl ten minste één van die schulden opeisbaar is.
Dit pluraliteitsvereiste zet vaak een streep door de rekening van de schuldeiser die het faillissement van zijn debiteur wil aanvragen. De schuldeiser heeft weliswaar een keiharde vordering die onbetaald blijft, maar hij zal zelf bewijs moeten aandragen van het feit dat zijn debiteur ook nog een andere schuldeiser - met naam en toenaam - onbetaald laat. In dit soort gevallen schakelen schuldeisers normaal gesproken onderzoeksbureaus in die hun bronnen raadplegen op zoek naar een onbetaald gebleven schuld van de debiteur. Als die onderzoeken tot niets leidden, zou een faillissementsaanvraag kunnen worden afgewezen.
Een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam zou misschien een oplossing kunnen bieden voor schuldeisers die onbekend zijn met andere schuldeisers van hun debiteur.
De situatie
Een kredietverstrekker met een opeisbare vordering van meer dan € 330.000 vraagt het faillissement van haar debiteur aan. Om aan te tonen dat de schuldenaar meer schuldeisers onbetaald laat, stelt de kredietverstrekker dat de debiteur de belastingdienst, de bank en de leasemaatschappij nog gelden van de debiteur te vorderen hebben. Volgens de debiteur klopt dat niet; de belastingdienst heeft een vordering op een andere entiteit, de leasemaatschappij is voldaan en op de vordering van de bank van € 34.000 wordt maandelijks afgelost, aldus de debiteur. Daarmee is in principe al voldaan aan het pluraliteitsvereiste, en dat overweegt de rechtbank ook.
De kredietverstrekker noemt evenwel ook een langlopende schuld van meer dan € 300.000 uit de jaarrekening over het jaar 2020, welke jaarrekening de debiteur op op 30 april 2022 (en dus te laat) heeft gedeponeerd. De (advocaat van de) debiteur stelt niet bekend te zijn met deze langlopende schuld. Dat vindt de rechtbank te weinig: zij overweegt dat dit een onvoldoende gemotiveerde betwisting is.
Verder overweegt de rechtbank dat de debiteur meerdere grote schulden heeft, te weten de forse langlopende schuld blijkend uit de jaarrekening en de schuld van de kredietinstelling. En natuurlijk ook nog de schuld aan de bank. Gelet daarop verklaart de rechtbank de debiteur failliet.
Mogelijke gevolgen
De advocaat van de debiteur heeft verklaard niet bekend te zijn met de langlopende schuld in de jaarrekening over 2020. Dat zou kunnen kloppen. Het is immers mogelijk dat de langlopende schuld in de jaarrekening over 2020 ten tijde van het behandelen van de faillissementsaanvraag niet meer bestond. Het is immers alweer bijna anderhalf jaar geleden dat het boekjaar 2020 eindigde. In die anderhalf jaar zou de debiteur de betreffende langlopende schuld geheel kunnen hebben afgelost.
Het is de vraag waarom de rechtbank de langlopende schuld betrekt in het faillissementsvonnis. Zonder de langlopende schuld was met de vordering van de bank ook al voldaan aan het pluraliteitsvereiste.
Desalniettemin noemt de rechtbank de langlopende schuld uit de jaarrekening expliciet. gelet daarop zou de debiteur die zich moet verdedigen tegen een faillissementsverzoek zelf tekst en uitleg moeten geven over de langlopende schuld; doet hij dit niet, dan loopt hij het risico de stelling van de verzoekende partij onvoldoende gemotiveerd te hebben betwist.
Zodoende wordt de debiteur door de kat of de hond gebeten: óf hij moet vertellen om wat voor langlopende schuld het gaat, óf hij vertelt het niet, in welk geval de rechtbank voorbij gaat aan hetgeen hij vertelt. En als de debiteur überhaupt geen verweer voert tegen het faillissementsverzoek, loopt hij ook een aanzienlijk risico dat hij in staat van faillissement wordt verklaard.
Toepassing in de praktijk
Schuldeisers die op zoek zijn naar een steunvordering, zullen met deze uitspraak in de hand in het handelsregister grasduinen, op zoek naar langlopende schulden in jaarrekeningen van hun debiteuren. De betreffende debiteuren doen er verstandig aan om vol verweer te voeren tegen dit soort steunvorderingen. Of het gebruik van dit soort steunvorderingen standhoudt, valt nog te bezien. Al naar gelang wiens woord men spreekt: één zwaluw maakt nog geen zomer / we moeten niet over één nacht ijs gaan.