Klagen kan door te stuiten, maar stuiten kan niet door te klagen. In mijn
artikel over de stuiting van een verjaringstermijn maakte ik er al melding van: een ‘klacht’, ter voorkoming van schending van de klachttermijn ex artikel 6:89 BW of 7:23 BW, is niet hetzelfde als ‘een schriftelijke mededeling waarin een schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt’, zoals artikel 3:317 BW dat vereist is om een verjaringstermijn te stuiten.
Ondubbelzinnig voorbehoud
Een stuitende mededeling moet schriftelijk worden gedaan en moet een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar bevatten, dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren (HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244).
Klagen
In tegenstelling tot de stuiting van verjaring is de wijze waarop een partij, die zich op een gebrek in de prestatie van een wederpartij wil beroepen, aan zijn klachtplicht voldoet, vormvrij. In de wet worden geen vormvoorschriften genoemd waaraan een dergelijke kennisgeving moet voldoen. De omstandigheid dat op de partij die zich op het gebrek beroept de stelplicht en bewijslast van de tijdig geuite klacht rust brengt mee dat het de voorkeur heeft dergelijke klachten mede te delen op een wijze die goede documentatie mogelijk maakt. Verplicht is dat echter niet.
Waar bij het stuiten van een vordering sprake moet zijn van een ‘ondubbelzinnig voorbehoud’, is voor een ‘klacht’ voldoende dat mededeling wordt gedaan van het feit dat een prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt. Uit het arrest Korstenhorts/Van Lanschot volgt dat deze mededeling echter wel zo goed mogelijk moet worden geflankeerd met mededelingen omtrent de aard en omvang van de gestelde tekortkoming.
In het arrest Pals Groep/Houtema heeft de Hoge Raad een ‘klacht’ ruim opgevat. Hij oordeelde dat de klacht van Houtema over de verjaring van zijn vordering op de schadeverzekeraars tevens diende te worden gelezen als een klacht over de verjaring van zijn vordering op de partij die de schade had veroorzaakt. Uit het arrest Pouw/Visser volgt daarnaast dat jegens een schuldenaar die al een keer op de hoogte is gebracht van een gebrek in de nakoming, niet voor ieder nieuw ontdekt gebrek opnieuw hoeft te worden geklaagd.
Ratio klachtplicht
In het licht van de ratio van de klachtplicht komt het logisch voor dat aan een ‘klacht’ minder eisen worden gesteld dan aan een stuitingshandeling. De klachtplicht is de afgelopen jaren teruggegaan naar de ‘roots’. Het is van doorslaggevend belang of een schuldenaar door de late klacht in zijn belangen is benadeeld. Een eenvoudig bericht aan de schuldenaar kan een dergelijke benadeling wegnemen. Immers, de schuldenaar is vanaf dat moment op de hoogte van een mogelijke tekortkoming en moet vanaf dat moment in staat worden geacht om maatregelen te nemen.
In het verlengde daarvan kan worden betoogd dat een partij die tekortschiet in de nakoming van een overeenkomst en daarvan (direct) wetenschap heeft, sowieso geen beroep meer kan doen op schending van de klachtplicht. Ik kom daar graag in een volgend artikel op terug.
Ondubbelzinnig voorbehoud
Een stuitende mededeling moet schriftelijk worden gedaan en moet een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar bevatten, dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren (HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244).
Klagen
In tegenstelling tot de stuiting van verjaring is de wijze waarop een partij, die zich op een gebrek in de prestatie van een wederpartij wil beroepen, aan zijn klachtplicht voldoet, vormvrij. In de wet worden geen vormvoorschriften genoemd waaraan een dergelijke kennisgeving moet voldoen. De omstandigheid dat op de partij die zich op het gebrek beroept de stelplicht en bewijslast van de tijdig geuite klacht rust brengt mee dat het de voorkeur heeft dergelijke klachten mede te delen op een wijze die goede documentatie mogelijk maakt. Verplicht is dat echter niet.
Waar bij het stuiten van een vordering sprake moet zijn van een ‘ondubbelzinnig voorbehoud’, is voor een ‘klacht’ voldoende dat mededeling wordt gedaan van het feit dat een prestatie niet aan de overeenkomst beantwoordt. Uit het arrest Korstenhorts/Van Lanschot volgt dat deze mededeling echter wel zo goed mogelijk moet worden geflankeerd met mededelingen omtrent de aard en omvang van de gestelde tekortkoming.
In het arrest Pals Groep/Houtema heeft de Hoge Raad een ‘klacht’ ruim opgevat. Hij oordeelde dat de klacht van Houtema over de verjaring van zijn vordering op de schadeverzekeraars tevens diende te worden gelezen als een klacht over de verjaring van zijn vordering op de partij die de schade had veroorzaakt. Uit het arrest Pouw/Visser volgt daarnaast dat jegens een schuldenaar die al een keer op de hoogte is gebracht van een gebrek in de nakoming, niet voor ieder nieuw ontdekt gebrek opnieuw hoeft te worden geklaagd.
Ratio klachtplicht
In het licht van de ratio van de klachtplicht komt het logisch voor dat aan een ‘klacht’ minder eisen worden gesteld dan aan een stuitingshandeling. De klachtplicht is de afgelopen jaren teruggegaan naar de ‘roots’. Het is van doorslaggevend belang of een schuldenaar door de late klacht in zijn belangen is benadeeld. Een eenvoudig bericht aan de schuldenaar kan een dergelijke benadeling wegnemen. Immers, de schuldenaar is vanaf dat moment op de hoogte van een mogelijke tekortkoming en moet vanaf dat moment in staat worden geacht om maatregelen te nemen.
In het verlengde daarvan kan worden betoogd dat een partij die tekortschiet in de nakoming van een overeenkomst en daarvan (direct) wetenschap heeft, sowieso geen beroep meer kan doen op schending van de klachtplicht. Ik kom daar graag in een volgend artikel op terug.
Gerelateerd
Aansprakelijkheid