Het projectbesluit is een instrument voor waterschappen, provincies en het Rijk dat projecten met een publiek belang mogelijk maakt. Vaak gaat het om complexe projecten zoals het aanleggen of wijzigen van een waterkering, hoogspanningsleiding of snelweg. Voor dergelijke projecten is vaak toestemming nodig van meerdere bestuursorganen en -lagen. Met het projectbesluit kunnen deze toestemmingen worden meegenomen in één integraal besluitvormingstraject. Hierdoor kan het bevoegd gezag een integrale belangenafweging maken en wordt het draagvlak van nieuwe ontwikkelingen vergroot.
Het projectbesluit is een nieuw instrument. Het vervangt een aantal bestaande instrumenten die nu zijn opgenomen in sectorale wetgeving, zoals het Tracébesluit (Tracéwet), het projectplan (Waterwet) en het (rijks)inpassingsplan (Wet ruimtelijke ordening). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt deze sectorale wetgeving te vervallen en zal het projectbesluit hét instrument worden voor de realisatie van grootschalige projecten. Daarmee worden ook de verschillende procedures vervangen door één uniforme procedure: de projectprocedure.
De projectprocedure
De projectprocedure bestaat uit vijf stappen, waarvan er altijd minimaal vier worden doorlopen:
- Kennisgeving van het voornemen;
- Kennisgeving van de participatiemogelijkheden;
- Verkenning
- (Soms) Voorkeursbeslissing
- Projectbesluit
In de meeste gevallen is het toepassen van de projectprocedure onverplicht. Er zijn echter ook situaties waarin de projectprocedure moet worden toegepast: denk bijvoorbeeld aan de aanleg of uitbreiding van elektriciteitsproductielocaties en hoogspanningsnetten met een bepaald spanningsniveau.
Voorvraag: wie is het bevoegd gezag?
Het bevoegd gezag dat uiteindelijk het projectbesluit moet vaststellen, verschilt naargelang het belang dat centraal staat. Bij het projectbesluit kan er sprake zijn van een nationaal, provinciaal of waterschapsbelang. Afhankelijk daarvan is het bevoegd gezag Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het waterschap of de minister van I&M. In het geval de minister van I&M bevoegd gezag is, dan moet het besluit ook soms in overeenstemming met de minister van BZK worden genomen.
Stap 1: kennisgeving van het voornemen
De eerste stap is dat het bevoegd gezag een kennisgeving doet van het voornemen om een verkenning uit te voeren. Die moet worden gedaan bij een mogelijk bestaande of toekomstige opgave. In de kennisgeving moet worden aangegeven of een voorkeursbeslissing wordt genomen. Verder moet een beschrijving worden gedaan van de opgave en de verkenning, de termijn waarbinnen de verkenning zal worden uitgevoerd en een vermelding van het bestuursorgaan dat het bevoegd gezag is.
Stap 2: kennisgeving van de participatiemogelijkheden
In de kennisgeving van het voornemen moet worden gemeld wat de participatiemogelijkheden zijn. Er moet duidelijk zijn wie kan participeren, op welke wijze, wat de rol is van het bevoegd gezag en wanneer aanvullende informatie ter beschikking komt. Het uitgangspunt is dat stakeholders uiterlijk bij aanvang van de verkenning in de gelegenheid moeten zijn gesteld om te participeren. Daarbij moet het bevoegd gezag ook uitgangspunten meegeven voor de redelijkerwijs in beschouwing te nemen oplossingen. Denk hierbij aan de termijn of het budget waarbinnen een project moet worden uitgevoerd. Verder dient de kennisgeving in een dusdanige vorm wordt gedaan dat het betrokken publiek zo goed mogelijk wordt bereikt. Een extra stok achter de deur dus.
Stap 3: verkenning
Stap 3 is de verkenning. In dit stadium wordt kennis en inzicht vergaard over de aard van de opgave, de voor de fysieke leefomgeving relevante ontwikkelingen de mogelijke oplossingen voor die opgave. Het is daarbij mogelijk dat derden een oplossing aandragen. In dat geval kan die derde verzoeken om advies van een onafhankelijke deskundige. Dit advies kan ook ambtshalve door het bevoegd gezag worden gevraagd. Vervolgens moet zij beslissen of de voorgedragen oplossingen redelijkerwijs in beschouwing moeten worden genomen. Dat impliceert een zekere mate van beleidsruimte.
Stap 4: de voorkeursbeslissing
De vierde stap is de voorkeursbeslissing. In de voorkeursbeslissing spreekt het bevoegd gezag uit welke oplossing de voorkeur geniet. Een voorkeursbeslissing kan vier oplossingen inhouden: a. het uitvoeren van een project, b. een oplossing zonder project, c. een combinatie van beide met de uitvoering van andere projecten of d. het niet uitwerken van een oplossing. In de voorkeursbeslissing moet in ieder geval de oplossing worden genoemd die de voorkeur geniet, ook al wordt deze niet nader uitgewerkt. Verder moet worden aangegeven hoe stakeholders zijn betrokken en wat de resultaten zijn van de uitgevoerde verkenning, inclusief de aangedragen oplossingen en daarover uitgebrachte adviezen.
De voorkeursbeslissing is alleen verplicht als er sprake is van een activiteit die is opgenomen in artikel 5.4 Omgevingsbesluit. Dit zijn de aanleg van een (auto)snelweg of spoorweg en de uitbreiding daarvan met meer dan twee rijstroken respectievelijk sporen. Voor andere projecten, zoals het realiseren van een waterkering of hoogspanningsverbinding, is een voorkeursbeslissing niet verplicht, maar bepaalt het bevoegd gezag voorafgaand aan het projectbesluit of een voorkeursbeslissing wenselijk is. Tegen de voorkeursbeslissing staat geen beroep open.
Stap 5: het projectbesluit
De vijfde en laatste stap is het nemen van een projectbesluit. Dit projectbesluit wordt vooraf gegaan door een ontwerp-projectbesluit, dat wordt voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3:4 Awb. Van het ontwerp moet ook mededeling worden gedaan in het relevante digitale overheidsblad (Staatscourant, provinciaal blad of waterschapsblad).
Na publicatie van het ontwerp en beantwoording van de ingediende zienswijzen kan het definitieve projectbesluit worden vastgesteld. In het projectbesluit dient te worden opgenomen a. een beschrijving van het project, b. de voor de fysieke leefomgeving permanente of tijdelijke maatregelen en voorzieningen om het project te realiseren en c. de maatregelen gericht op het ongedaan maken, beperken, compenseren van nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Verder moet – net als bij de voorkeurbeslissing – worden aangegeven hoe stakeholders zijn betrokken en wat de resultaten zijn van de uitgevoerde verkenning. Na de vaststelling volgt wederom bekendmaking en daarna (wel) de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Beoordelingskader projectbesluit
Voor het projectbesluit wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regelingen voor het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Verder is geregeld dat bepalingen en programma's van gemeenten en waterschappen buiten toepassing kunnen worden gelaten als deze de uitvoering van het projectbesluit onevenredig belemmeren. Als het een projectbesluit van het Rijk betreft, kunnen ook bepalingen en programma's van de provincies buiten toepassing worden gelaten.
Gevolgen projectbesluit
Het projectbesluit wijzigt het omgevingsplan met regels die nodig zijn voor het uitvoeren en in werking hebben of in stand houden van het project. Een afzonderlijke wijziging van het omgevingsplan is dus niet nodig. Daarnaast kan het projectbesluit gelden als omgevingsvergunning ter uitvoering van het projectbesluit. Dit moet wel uitdrukkelijk zijn aangegeven in de tekst van het projectbesluit. In dit kader kan dus een onderscheid worden gemaakt tussen een “integraal projectbesluit”, dat mede fungeert ter vervanging van de benodigde omgevingsvergunningen, en een “projectbesluit light”, waarbij de aanvullende toestemmingen buiten het projectbesluit vallen. Een projectbesluit light kan nuttig zijn indien op voorhand onduidelijkheid bestaat over de uitwerking van het project en de vraag welke aanvullende toestemmingen zijn vereist.
Nieuwe coördinatieregeling Awb
Bij een projectbesluit light kan het bevoegd gezag bepalen dat de bijbehorende uitvoeringsbesluiten gecoördineerd worden voorbereid met toepassing van afdeling 3.5 Awb. Daarnaast is deze coördinatieregeling verplicht van toepassing op projectbesluiten voor hoofdinfrastructuur en primaire waterkeringen. De nieuwe coördinatieregeling vervangt een aantal bestaande regelingen, waaronder de rijkscoördinatieregeling in artikel 3.35 Awb.
Het bevoegd gezag bij het projectbesluit treedt op als coördinerend bestuursorgaan bij de coördinatie van de uitvoeringsbesluiten. Verder kan het coördinerend bestuursorgaan in de plaats treden van het oorspronkelijk bevoegd gezag als deze niet of niet tijdig de benodigde uitvoeringsbesluiten neemt of de uitvoering daarvan het projectbesluit belemmert. Het besluit van het coördinerend bestuursorgaan treedt dan in de plaats van de oorspronkelijk te nemen besluiten.
Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Jeroen Niederer, Joyce de Bruijn of Tessa Hubregtse, advocaten bij Dirkzwager legal & tax en specialisten op het gebied van de Omgevingswet.