Het programma is een nieuw instrument onder de Omgevingswet (Ow). Een programma bevat beleidsvoornemens en concrete maatregelen om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te realiseren. Het programma heeft een sectoraal, gebiedsgericht of themagericht karakter en is gericht op een of meer onderdelen van de fysieke leefomgeving. De bevoegdheid om een programma vast te stellen rust bij het college van B&W, het algemeen bestuur van het waterschap, Gedeputeerde Staten en de Minister (artikel 3.4 Ow).
Inhoud programma
Het programma bevat twee onderdelen:
- de uitwerking van het beleid voor ontwikkeling gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving
- maatregelen om aan omgevingswaarden te voldoen of maatregelen om één of meer andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken
De maatregelen kunnen van alles zijn. Gedacht kan worden aan beleidsregels, financiële instrumenten en uitvoeringsregels. Maar ook het vastleggen van afspraken in een convenant en maatregelen om een omgevingswaarde te monitoren kunnen in een programma worden opgenomen.
Het programma is zelfbindend. Dat betekent dat alleen het vaststellend bestuursorgaan eraan gebonden is. Een programma kan burgers en bedrijven stimuleren om doelstellingen te halen, maar biedt geen grondslag voor toezicht of handhavend optreden.
Tegen de vaststelling van een programma kan geen beroep worden ingesteld. Wel moet bij het vaststellen van een programma worden aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
Soorten programma’s
De Ow maakt een onderscheid tussen vier soorten programma’s. Daarvan geldt voor twee soorten de verplichting om een programma op te stellen.
In de eerste plaats zijn er programma die verplicht moeten worden opgesteld vanwege de implementatie van Europese richtlijnen. Deze programma’s zijn opgenomen in artikel 3.6 tot en met 3.9 Ow. Het gaat daarbij onder meer om het Actieplan geluid, het Waterbeheerprogramma en het Beheerplan Natura 2000.
In de tweede plaats is het opstellen van een programma verplicht bij een (dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde. Deze verplichting ligt in de regel bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de overschrijding zich voordoet. In het programma moeten dan maatregelen worden opgenomen waarmee wel kan worden voldaan aan de omgevingswaarde. Deze omgevingswaarden zijn opgenomen in het omgevingsplan.
In de derde plaats kan het bevoegd gezag ook uit eigen beweging kiezen voor het opstellen van een programma. Een onverplicht programma kan sectoraal of multisectoraal en door een of meerdere overheden worden opgesteld. Gedacht kan worden aan het gemeentelijk rioleringsprogramma of een inrichtingsprogramma voor de verbetering van de inrichting van een gebied.
In de vierde plaats kan worden gekozen voor een programmatische aanpak. Dit is een bijzonder programma waarmee omgevingswaarden kunnen worden gehaald of andere specifieke doelstellingen voor de fysieke leefomgeving kunnen worden bereikt. Het programma bepaalt de gebruiksruimte of creëert ontwikkelruimte en vormt daarmee een bijzonder toetsingskader voor bepaalde activiteiten. In artikel 3.17 Ow staan minimumeisen voor een programma met een programmatische aanpak. Het programma met een programmatische aanpak wordt voorbereid via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure en de algemene regels in het programma zijn vatbaar voor beroep.
Regels voor het programma
De regels voor het programma staan in afdeling 3.2 van de Ow. In hoofdstuk 4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels opgenomen. Deze instructieregels moeten in acht worden genomen bij het opstellen van programma’s door de provincie, gemeente en waterschap. Regels voor programma's bij het overschrijden van een omgevingswaarden staan in hoofdstuk 2 van het Bkl.
Verhouding met omgevingsvisie
Het programma kan worden gezien als een concrete uitwerking van de integrale omgevingsvisie. Er bestaat daarbij geen juridische koppeling tussen deze instrumenten. De omgevingsvisie hoeft dus niet te worden aangepast als een programma wijzigt. Het is niettemin wel verstandig om ervoor te zorgen dat een programma goed aansluit op de omgevingsvisie, nu een programma vaak geconcretiseerde beleidsvoornemens bevat. Daarbij is het programma vooral gericht op maatregelen voor de korte termijn voor een of meerdere specifieke sectoren of gebieden.
Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Jeroen Niederer, Joyce de Bruijn of een van de andere specialisten omgevingsrecht van Dirkzwager.