Van bestemmingsplan naar omgevingsplan
Onder de Omgevingswet heeft iedere gemeente één omgevingsplan voor haar grondgebied. Het omgevingsplan vervangt de gemeentelijke bestemmingsplannen en beheersverordeningen en bevat de algemene regels van de gemeente voor de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving heeft een bredere reikwijdte dan het huidige criterium van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Zo kunnen er in een omgevingsplan regels worden gesteld over de bodem, water en de lucht en regels met betrekking tot de gezondheid van de mens. Maar ook de regels die nu nog in gemeentelijke verordeningen staan, zoals de monumentenverordening, komen in het omgevingsplan terecht.
Tijdelijk deel omgevingsplan
Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet ontstaat het omgevingsplan van rechtswege. Deze bestaat uit drie onderdelen:
- De bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en exploitatieplannen;
- De door het Rijk opgestelde regels waarvan is bepaald dat ze tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan: de bruidsschat; en
- Enkele gemeentelijke verordeningen, zoals de Erfgoedverordening (met betrekking tot de archeologische monumentenzorg), de Hemelwaterverordening en de Geurverordening (voor geurhinder afkomstig van veehouderijen).
De bruidsschat bestaat bijvoorbeeld uit regels uit het Activiteitenbesluit en het Bouwbesluit 2012. Deze regels gaan met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen. Om te zorgen dat er geen gat ontstaat en om gemeenten de gelegenheid te geven om deze regels zelf in hun omgevingsplan op te nemen, maakt de bruidsschat van rechtswege tijdelijk onderdeel uit van het omgevingsplan. De meeste gemeentelijke verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving maken bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet (nog) geen onderdeel uit van het omgevingsplan. Deze blijven naast het omgevingsplan van kracht.
Transitiefase
Gemeenten krijgen tot eind 2029 de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan en andere regels over de fysieke leefomgeving over te zetten naar het “echte” omgevingsplan. Er zijn verschillende varianten om het tijdelijke deel om te zetten:
- Per deellocatie binnen het gemeentelijke grondgebied omzetten naar regels die voldoen aan de Ow;
- Een thematische aanpak en bepaalde onderwerpen in één keer regelen voor het gehele grondgebied van de gemeente;
- In één keer het omgevingsplan vaststellen voor het gehele grondgebied.
Bij het wijzigen van regels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan geldt dat deze in het nieuwe deel van het omgevingsplan moeten landen en dus ook aan de inhoudelijke regels die de Omgevingswet stelt dienen te voldoen (zie hierna). Voor regels in gemeentelijke verordeningen die de fysieke leefomgeving wijzigen maar die geen onderdeel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, geldt dat het tot eind 2029 is toegestaan om deze verordeningen te wijzigen, zonder de wijziging in het nieuwe deel van het omgevingsplan te zetten.
Inhoud omgevingsplan
In het omgevingsplan moeten in ieder geval regels worden opgenomen die leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit volgt uit artikel 4.2 lid 1 Ow. Een evenwichtige toedeling impliceert een gebiedsgerichte benadering waarbij de schaarse ruimte binnen de fysieke leefomgeving zo goed mogelijk wordt verdeeld, ingericht en benut. Dit kan worden bereikt door (i) regels te stellen aan activiteiten voor (een gedeelte van) het grondgebied of (ii) functieaanduidingen met de toegelaten activiteiten (met regels) te koppelen aan locaties. Functieaanduidingen zijn niet verplicht, maar wel handig. Zo kan er aan een locatie de functieaanduiding ‘wonen’, ‘natuur’ of ‘monument’ worden toegekend. Deze functie an sich brengt echter nog geen rechtsgevolgen met zich mee. Net zoals in de doeleindenomschrijving in het bestemmingsplan moeten er in het omgevingsplan nadere regels worden gesteld aan de functies ter regulering van de activiteiten die op die locatie mogen worden verricht. Het kan gaan om regels die duidelijk maken welke activiteiten wel of niet mogen worden verricht, dan wel de mate waarin, de wijze waarop of de voorwaarden waaronder.
Omgevingsplanactiviteit
Een omgevingsplanactiviteit is elke activiteit die zonder omgevingsvergunning niet is toegestaan op grond van het omgevingsplan. Enerzijds zijn dit activiteiten die het omgevingsplan zelf vergunningplichtig stelt (binnenplans), anderzijds betreft het activiteiten die in strijd zijn met het omgevingsplan (buitenplans). De gemeente kan aldus zelf in het omgevingsplan bepalen voor welke activiteiten zij een voorafgaande toestemming in de vorm van een omgevingsvergunning nodig acht. In het volgende artikel van deze reeks gaan wij nader in op enkele aspecten van de omgevingsvergunning onder de Omgevingswet.
Meer weten?
Wilt u meer weten? Neem dan contact op met Joyce de Bruijn, Jeroen Niederer of een van de andere specialisten omgevingsrecht van Dirkzwager.