Kartelafspraken tussen haarsalons en misbruik machtspositie bij Caribische kansspelen: de verborgen mogelijkheden van het mededingingsrecht

7 september 2021, laatst geüpdatet 11 september 2024
[authors value=' ' /] Het mededingingsrecht wordt regelmatig gebruikt als breekijzer om geschillen te beslechten. Zo ook in twee recente uitspraken van rechters in Nederland en Curaçao. De uitspraken illustreren dat het van belang is om een verweer tegen een creatief beroep op de mededingingsregels zorgvuldig te onderbouwen en stellingen van de wederpartij te betwisten.
Sjaak van der Heul 
Sjaak van der Heul 
Advocaat - Senior
In dit artikel

Het mededingingsrecht kent twee instrumenten waarmee verstoring van concurrentie op de markt kan worden aangepakt: het kartelverbod en het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Regelmatig verschijnen er uitspraken waarin een partij deze instrumenten op creatieve wijze inzet om het geschil in zijn voordeel te beslechten. In dit blog lichten wij twee recente uitspraken uit.

Kartelafspraken tussen haarsalons

In een recente uitspraak van de voorzieningenrechter Midden-Nederland staat de toepassing van het kartelverbod centraal in een geschil over concurrentie tussen haarsalons in een winkelcentrum. Eiser exploiteerde sinds 1997 een haarsalon in een winkelcentrum. Een nieuwe huurder van een van de andere winkelruimten in het winkelcentrum opende in 2020 een haarsalon en trad aldus in concurrentie met eiser. In de splitsingsakte uit 1959 stond echter een non-concurrentiebeding, dat de eigenaren van de winkelruimten (eiser en verhuurder) verbood om daarin een bedrijf uit te oefenen dat al in het winkelcentrum werd uitgeoefend.

Naar de mening van eiser was het openen van een tweede haarsalon in het betreffende winkelcentrum in strijd met het non-concurrentiebeding uit 1959. Eiser daagt de verhuurder en huurder (‘gedaagden’) voor de rechter en vordert onder meer een verbod op voortzetting van de exploitatie van de haarsalon. Gedaagden stellen daartegenover dat het non-concurrentiebeding nietig is wegens strijd met het kartelverbod uit artikel 6 Mededingingswet. De voorzieningenrechter gaat mee met dit laatste betoog en overweegt als volgt:

“Deze overeenkomst heeft de duidelijke strekking om de mededinging op een deel van de Nederlandse markt te verhinderen of te beperken. Partijen zijn het erover eens dat de relevante markt voor kappers in dit geval Winkelcentrum [VvE] is.”

De voorzieningenrechter concludeert dat (i) het non-concurrentiebeding een ‘doelbeperking’ is in de zin van het kartelverbod, waardoor gedaagde niet de concrete gevolgen van het non-concurrentiebeding op de concurrentieverhoudingen hoeft aan te tonen, en dat (ii) de relevante geografische markt niet groter is dan het betreffende winkelcentrum. De voorzieningenrechter acht daarmee een inbreuk op het kartelverbod bewezen en wijst de vorderingen van eiser af.

De afbakening van de relevante geografische markt ter grootte van een winkelcentrum is naar alle waarschijnlijkheid onjuist. Zo is goed denkbaar dat er nog andere haarsalons in de omgeving actief zijn die met de haarsalons in het winkelcentrum concurreren. Bovendien kan een potentiële concurrent zonder al te veel moeite in elk nabijgelegen pand een haarsalon openen. Gegeven deze omstandigheden is van een doelbeperking geen sprake.

In dit artikel van mij leest u meer over de toelaatbaarheid van beschermingsbepalingen (non-concurrentiebedingen inbegrepen) bij huur van bedrijfsruimten.

Misbruik machtspositie bij Caribische kansspelen

Ook de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 15 juli 2021 is opvallend. Hierin staat een beroep op misbruik van een economische machtspositie centraal. De onderneming Cyberluck had van de overheid een ‘master-licentie’ verkregen voor de organisatie van online kansspelen. Cyberluck kon op basis daarvan sublicenties afgeven. Trustkantoor XCM was directeur van verschillende vennootschappen die zo’n sublicentie hadden.

Volgens Cyberluck had XCM zonder medeweten van Cyberluck getracht om ook een master-licentie te verkrijgen. Bovendien zou de directeur van XCM betrokken zijn bij several irregularities of a financial nature’. Cyberluck heeft daarop de sublicenties van de door XCM beheerde ondernemingen ingetrokken. Voor het gerecht voert XCM aan dat Cyberluck met die intrekking jegens haar onrechtmatig handelt door haar economische machtspositie jegens XCM te misbruiken. Het Gerecht gaat daarin mee en wijst de vordering uit onrechtmatige daad van XCM toe.

Ook dit oordeel is opmerkelijk. Zo blijkt dat naast Cyberluck nog drie andere ondernemingen een master-licentie bezaten. Dat Cyberluck een economische machtspositie bezat valt aldus te betwijfelen, aangezien XCM de sublicenties (mogelijk) bij een andere houder kon aanvragen. Bovendien blijkt uit de uitspraak dat concurrentie om masterlicenties mogelijk is en XCM daarvoor in de markt is. Uit het vonnis blijkt niet duidelijk of Cyberluck (uitvoerig) heeft betwist dat zij een economische machtspositie bezat op de markt voor voornoemde master-licenties. Mocht Cyberluck dit hebben nagelaten, dan had het oordeel van het Gerecht mogelijk anders kunnen uitvallen.

Commentaar: oplettendheid in procedure is geboden

Beide uitspraken illustreren dat oplettendheid geboden is. Wanneer gestelde overtredingen van het kartel- of misbruikverbod niet of onvoldoende worden betwist, kan een rechter die overtreding toewijzen, ongeacht of dat oordeel gestoeld is op een juiste toepassing van de mededingingsregels.

Mits goed toegepast en onderbouwd, biedt het mededingingsrecht evenwel nuttige instrumenten om concurrentiebeperkingen te bevechten. Een geslaagd beroep op het misbruikverbod kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een rechter de contractspartij verbiedt een overeenkomst op te zeggen. Het succesvol inroepen van het kartelverbod heeft mogelijk de nietigheid van een overeenkomst of delen daarvan tot gevolg.

Gerelateerd