Kan een onderaannemer zich beroepen op algemene voorwaarden van de hoofdaannemer?

28 augustus 2013, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Kunnen contractuele bepalingen ook tegen niet-contractpartijen worden ingeroepen? En kan een niet-contractpartij een beroep doen op een bepaling uit een contract van twee anderen? Zeker voor partijen in de bouwwereld, waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van contractuele tussenschakels, zoals projectmanagers en hoofdaannemers, zijn dit relevante vragen.Aansprakelijkheid van de onderaannemerUit een arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT7496), dat eerder op deze kennis...
Joost Bindels
Joost Bindels
Advocaat - Partner
In dit artikel
Kunnen contractuele bepalingen ook tegen niet-contractpartijen worden ingeroepen? En kan een niet-contractpartij een beroep doen op een bepaling uit een contract van twee anderen? Zeker voor partijen in de bouwwereld, waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van contractuele tussenschakels, zoals projectmanagers en hoofdaannemers, zijn dit relevante vragen.

Aansprakelijkheid van de onderaannemer
Uit een arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 ( ECLI:NL:HR:2012:BT7496), dat eerder op deze kennispagina werd besproken, blijkt dat een opdrachtgever in hoofdaanneming (hierna: ‘opdrachtgever’) de schade die hij lijdt door een fout van een onderaannemer, onder omstandigheden rechtstreeks op die onderaannemer kan verhalen.

Deze paardensprong van de opdrachtgever kan twee wonderlijke consequenties hebben:
  • Heeft de hoofdaannemer zijn aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever naar tijd (verjaring/verval) en/of omvang (exoneratie) beperkt, dan kan het zijn dat de opdrachtgever door rechtstreeks de onderaannemer aan te spreken meer schade vergoed krijgt dan wanneer hij de hoofdaannemer had aangesproken. Als niet-contractpartij komt de onderaannemer immers in beginsel geen beroep toe op bepalingen uit de overeenkomst hoofdaannemer-opdrachtgever.

  • Bovendien kan de onderaannemer als uitgangspunt geen beroep doen op een met de hoofdaannemer overeengekomen beperking van aansprakelijkheid. Die afspraak geldt immers slechts tussen hoofdaannemer en onderaannemer, daar staat de opdrachtgever buiten.


Beroep op de voorwaarden van een derde
Dat de opdrachtgever er zodoende van profiteert dat de hoofdaannemer (een deel van) het werk heeft uitbesteed, lijkt onrechtvaardig. Dat heeft ook het gerechtshof ’s-Hertogenbosch onderkend, zoals blijkt uit een arrest van 25 februari 2008 ( ECLI:NL:GHSHE:2008:BC4957). In die zaak deed een onderaannemer een beroep op een verjaringsbeding uit de algemene voorwaarden van de hoofdaannemer. Het hof oordeelt als volgt:

In deze situatie wist de opdrachtgever al dat hij bij eventuele fouten en daardoor ontstane schade er rekening mee zou moeten houden dat hem een exoneratiebeding zou worden tegengeworpen; het enkele feit dat het werk feitelijk door een onderaannemer werd uitgevoerd, maakt dit niet anders. Zou worden aangenomen dat de onderaannemer zich niet op de exoneratieclausule van de opdrachtnemer kan beroepen, dan zou de opdrachtgever er dus in zoverre voordeel bij hebben dat het werk niet door zijn contractuele wederpartij, maar door een derde werd uitgevoerd, hetgeen in strijd was met de kenbare partijbedoeling. Derhalve kan worden gesteld dat de onderaannemer zijn deel van de door de opdrachtnemer aangenomen prestatie verrichtte onder de voorwaarden van de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer, inclusief de exoneratieclausule, waardoor de opdrachtgever niet werd benadeeld.

Een onderaannemer kan zich jegens de opdrachtgever dus beroepen op een door de hoofdaannemer bedongen exoneratieclausule. De onderaannemer heeft zijn werkzaamheden immers onder die voorwaarde uitgevoerd, zo redeneert het hof. Hetzelfde geldt voor een beroep op een verjaringsbeding:

Hoezeer er ook onderscheid moet worden gemaakt tussen een exoneratiebeding en een verjaringsbeding, voorgaande redenering gaat in gelijke mate op voor een verjaringsbeding (dat zelfs nog minder ver gaat dan een exoneratiebeding, omdat de wederpartij door alert te zijn en te blijven aan de werking van een verjaringsbeding kan ontkomen).

Het hof overweegt tot slot dat het voorgaande uitzondering lijdt indien een beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is ( art. 6:248 lid 2 BW), maar daarvan is naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet snel sprake.

Auteur: mr. P.E. (Pieter) Bloemendal

Gerelateerd