Afgelopen zomer heeft de Rechtbank Amsterdam aan de Hoge Raad prejudiciële vragen gesteld over de overdracht van vorderingen die een bank heeft op haar kredietnemers aan een derde die geen bank is. In deze kwestie had een bank een portefeuille met vastgoedfinancieringen overgedragen aan een partij die geen bank is. De (voormalig) klanten van de bank hebben deze overdracht in meerdere procedures aangevochten. Volgens deze klanten is de overdracht van de vorderingen niet mogelijk omdat de aard van de vorderingen en de hoedanigheid van de bank zich hiertegen zouden verzetten. Zo is een bank namelijk gehouden aan bepaalde publieke en civiele zorgplichten jegens de kredietnemers. Reden genoeg voor de rechtbank om vragen te stellen aan de Hoge Raad.
De vragen
De rechtbank heeft de volgende vragen aan de Hoge Raad voorgelegd:
- Brengt de aard van het vorderingsrecht van een bank op een cliënt mee dat dit onoverdraagbaar is in de zin van artikel 3:83 lid 1 BW indien wordt beoogd de vordering over te dragen aan een niet-bank?
Indien het antwoord op vraag 1 negatief is, leidt dat tot de volgende vraag.
- Rust op de niet-bank aan wie de vordering wordt overgedragen een zorgplicht? Zo ja hoe verhoudt die zorgplicht zich tot de publiekrechtelijke regels die op een bank van toepassing zijn en de zorgplicht die op een bank rust?
- Maakt het voor de antwoorden op de vorige vragen uit of de cliënt de kredietovereenkomst al dan niet volledig is nagekomen en of de bank de bankrelatie heeft opgezegd?
- Welke rechten kan de cliënt uitoefenen jegens de overdragende bank indien het handelen van de niet-bank aan wie vorderingsrechten zijn gecedeerd afwijkt van wat zou mogen worden verwacht van een bank op grond van de voor een bank geldende publiekrechtelijke regels en de op een bank rustende zorgplicht?
Belang van de uitkomst
Als de beantwoording van vraag 1 positief is, heeft dit grote gevolgen voor de financieringsmarkt. Deze markt is voor een grote mate afhankelijk van de mogelijkheid om vorderingen over te dragen. Denk bijvoorbeeld aan securitisaties en vrije overdraagbaarheid bij gesyndiceerde leningen. De vraag is of deze inperking wenselijk zou zijn. Niet alleen zou dit de financierbaarheid frustreren, maar ook is de overdracht van zulke vorderingen al jarenlang gebruik binnen de financieringsmarkt. Tevens mogen niet-banken ook nu al leningen verstrekken.
Als eventuele zorgplichten zouden komen te rusten op derden die geen bank zijn, is dit ook een belangrijk element (dan wel risico) waarvan de overnemende partij zich bewust moet zijn.
Wij houden u op de hoogte
Wanneer de Hoge Raad de prejudiciële vragen van de rechtbank heeft beantwoord, zullen wij u uiteraard informeren.