Ter inleiding
Wanneer tussen (contract)partijen een geschil ontstaat kan bij (een van) de partij(en) behoefte aan informatie bestaan. Bijvoorbeeld omtrent gegevens waaruit het al dan niet aan de orde zijn van aansprakelijkheid zou moeten blijken. In artikel 843a van het wetboek van rechtsvordering (Rv) is bepaald dat onder bepaalde omstandigheden een verplichting kan bestaan om bepaalde informatie (‘bescheiden’) te verstrekken. Het kan gaan om informatie waarover de in het geding betrokken partij beschikt, maar ook om informatie waarover derden beschikken.
Vereisten voor toewijzing verzoek ex. art. 843a Rv
Een verzoek tot inzage is eerst aan de orde wanneer aan de in art. 843a Rv bepaalde vereisten is voldaan. Het moet gaan om (1) specifiek aangeduide op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, met betrekking tot (2) een rechtsbetrekking waarin de verzoeker partij is, waarbij (3) die verzoeker een rechtmatig belang heeft, ten aanzien waarvan (4) geen van de wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn (er zijn gewichtige redenen om geen inzage te geven of ook zonder inzage is een behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd).
Exhibitieplicht voor accountants?
De verplichting om informatie te verstrekken kan zich (ook) uitstrekken tot het dossier van de accountant. Met enige regelmaat wordt (doorgaans in kort geding) geprocedeerd over de verplichting van accountants om op grond van artikel 843a Rv inzage te bieden in controledossiers. Onlangs heeft het hof in Amsterdam in een bodemprocedure ( ECLI:NL:GHAMS:2016:30, van 5 januari 2016) geoordeeld over een verzoek tot afgifte van controledossiers.
Niet zelden is de aanleiding om ten aanzien van een accountant inzage te vorderen gelegen in een vermoeden omtrent het niet behoorlijk zorgvuldig handelen van de desbetreffende accountant. Ter onderbouwing van een dergelijke vordering is inzage in een controledossier essentieel, om helder te krijgen wat de accountant in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden al dan niet te verwijten valt.
Uit de in de afgelopen jaren gepubliceerde rechtspraak (Zie bijvoorbeeld Voorzieningenrechter rechtbank Amsterdam, 16 december 2010, JOR 2011/105 en 27 maart 2012, JOR 2012/168 en Voorzieningenrechter rechtbank Rotterdam, 4 juli 2011, LJN: BR0224) blijkt een casuïstisch beeld; of een accountant gehouden is zijn dossiers open te leggen hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden. Wel is duidelijk dat het aan de orde zijn van een rechtmatig belang relatief snel wordt aangenomen, hetzelfde geldt voor het aan de orde zijn van een rechtsbetrekking. Door voorzieningenrechters lijkt bovendien wel te zijn geaccepteerd dat een accountantsdossier voldoet aan de eis van ‘bepaaldheid’, zonder dat sprake is van een zogenoemde ‘fishing expedition’.
De recente uitspraak van het hof te Amsterdam bevestigt de bestaande rechtspraak. In de procedure bij het hof is verzocht om PwC te veroordelen afschriften te verstrekken van een aantal complete controledossiers. Die vordering is ingegeven teneinde het verwijt dat PwC (kort samengevat) zijn werk niet goed gedaan zou hebben, althans ten onrechte geen aanvullende controlemaatregelen had getroffen. Van belang is dat in de eveneens aanhangig tegen (de controlerend accountant van) PwC aanhangig gemaakte tuchtrechtelijke procedure de Accountantskamer van oordeel was dat van een verplichting tot het uitvoeren van aanvullende controlemaatregelen (als door eiser/klager) gesteld geen sprake was.
In eerste instantie is de vordering tot afgifte van de dossiers (door de rechtbank) afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank was onvoldoende gesteld dat inzage in die dossiers wel argumenten zou opleveren om af te wijken van het onherroepelijke oordeel van de Accountantskamer, zodat er geen te rechtens te respecteren belang was bij de vordering tot afgifte van de dossiers. Het hof ziet dat anders en noemt ter onderbouwing van dat oordeel in zijn overwegingen drie relevante omstandigheden (r.o. 3.9). Ten eerste, in het gegeven geval is achteraf vast komen te staan dat de door PwC gecontroleerde jaarrekeningen geen getrouw beeld gaven en dat de controledossiers bedoeld zijn om achteraf verantwoording af te kunnen leggen van de door PwC verrichte werkzaamheden. Ten tweede, de controle van de jaarrekeningen strekte onder meer ter bescherming van de belangen van de partijen die thans inzage eisen. Dit betekent volgens het hof dat een eventueel tekortschieten door PwC (ook) een onrechtmatige daad jegens die partijen op kan leveren, waardoor zij een rechtmatig belang hebben.
Het hof wijst vervolgens het beroep van PwC op ‘zwaarwichtige redenen’ (die als uitzondering een grond voor afwijzing van de vordering zou kunnen inhouden) resoluut af. Dat PwC gebonden is aan een geheimhoudingsverplichting ten opzichte van zijn cliënt weegt volgens het hof minder zwaar dan het maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt (r.o. 3.10).
Zoals hiervoor reeds opgemerkt is deze uitspraak een bevestiging van eerdere rechtspraak. Bovendien blijkt uit dit oordeel naar mijn mening dat een (onherroepelijk) vonnis van de Accountantskamer als zodanig niet als gevolg heeft dat er geen rechtmatig belang bij inzage (meer) is.
Conclusie
De praktijk laat steeds ruimere mogelijkheden zien voor toewijzing van een verzoek ten opzichte van een accountant om inzage in controledossiers. Een accountant doet er goed aan rekening te houden met de mogelijkheid dat dergelijke stukken in handen van derden kunnen komen.
Wanneer tussen (contract)partijen een geschil ontstaat kan bij (een van) de partij(en) behoefte aan informatie bestaan. Bijvoorbeeld omtrent gegevens waaruit het al dan niet aan de orde zijn van aansprakelijkheid zou moeten blijken. In artikel 843a van het wetboek van rechtsvordering (Rv) is bepaald dat onder bepaalde omstandigheden een verplichting kan bestaan om bepaalde informatie (‘bescheiden’) te verstrekken. Het kan gaan om informatie waarover de in het geding betrokken partij beschikt, maar ook om informatie waarover derden beschikken.
Vereisten voor toewijzing verzoek ex. art. 843a Rv
Een verzoek tot inzage is eerst aan de orde wanneer aan de in art. 843a Rv bepaalde vereisten is voldaan. Het moet gaan om (1) specifiek aangeduide op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, met betrekking tot (2) een rechtsbetrekking waarin de verzoeker partij is, waarbij (3) die verzoeker een rechtmatig belang heeft, ten aanzien waarvan (4) geen van de wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn (er zijn gewichtige redenen om geen inzage te geven of ook zonder inzage is een behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd).
Exhibitieplicht voor accountants?
De verplichting om informatie te verstrekken kan zich (ook) uitstrekken tot het dossier van de accountant. Met enige regelmaat wordt (doorgaans in kort geding) geprocedeerd over de verplichting van accountants om op grond van artikel 843a Rv inzage te bieden in controledossiers. Onlangs heeft het hof in Amsterdam in een bodemprocedure ( ECLI:NL:GHAMS:2016:30, van 5 januari 2016) geoordeeld over een verzoek tot afgifte van controledossiers.
Niet zelden is de aanleiding om ten aanzien van een accountant inzage te vorderen gelegen in een vermoeden omtrent het niet behoorlijk zorgvuldig handelen van de desbetreffende accountant. Ter onderbouwing van een dergelijke vordering is inzage in een controledossier essentieel, om helder te krijgen wat de accountant in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden al dan niet te verwijten valt.
Uit de in de afgelopen jaren gepubliceerde rechtspraak (Zie bijvoorbeeld Voorzieningenrechter rechtbank Amsterdam, 16 december 2010, JOR 2011/105 en 27 maart 2012, JOR 2012/168 en Voorzieningenrechter rechtbank Rotterdam, 4 juli 2011, LJN: BR0224) blijkt een casuïstisch beeld; of een accountant gehouden is zijn dossiers open te leggen hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden. Wel is duidelijk dat het aan de orde zijn van een rechtmatig belang relatief snel wordt aangenomen, hetzelfde geldt voor het aan de orde zijn van een rechtsbetrekking. Door voorzieningenrechters lijkt bovendien wel te zijn geaccepteerd dat een accountantsdossier voldoet aan de eis van ‘bepaaldheid’, zonder dat sprake is van een zogenoemde ‘fishing expedition’.
De recente uitspraak van het hof te Amsterdam bevestigt de bestaande rechtspraak. In de procedure bij het hof is verzocht om PwC te veroordelen afschriften te verstrekken van een aantal complete controledossiers. Die vordering is ingegeven teneinde het verwijt dat PwC (kort samengevat) zijn werk niet goed gedaan zou hebben, althans ten onrechte geen aanvullende controlemaatregelen had getroffen. Van belang is dat in de eveneens aanhangig tegen (de controlerend accountant van) PwC aanhangig gemaakte tuchtrechtelijke procedure de Accountantskamer van oordeel was dat van een verplichting tot het uitvoeren van aanvullende controlemaatregelen (als door eiser/klager) gesteld geen sprake was.
In eerste instantie is de vordering tot afgifte van de dossiers (door de rechtbank) afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank was onvoldoende gesteld dat inzage in die dossiers wel argumenten zou opleveren om af te wijken van het onherroepelijke oordeel van de Accountantskamer, zodat er geen te rechtens te respecteren belang was bij de vordering tot afgifte van de dossiers. Het hof ziet dat anders en noemt ter onderbouwing van dat oordeel in zijn overwegingen drie relevante omstandigheden (r.o. 3.9). Ten eerste, in het gegeven geval is achteraf vast komen te staan dat de door PwC gecontroleerde jaarrekeningen geen getrouw beeld gaven en dat de controledossiers bedoeld zijn om achteraf verantwoording af te kunnen leggen van de door PwC verrichte werkzaamheden. Ten tweede, de controle van de jaarrekeningen strekte onder meer ter bescherming van de belangen van de partijen die thans inzage eisen. Dit betekent volgens het hof dat een eventueel tekortschieten door PwC (ook) een onrechtmatige daad jegens die partijen op kan leveren, waardoor zij een rechtmatig belang hebben.
Het hof wijst vervolgens het beroep van PwC op ‘zwaarwichtige redenen’ (die als uitzondering een grond voor afwijzing van de vordering zou kunnen inhouden) resoluut af. Dat PwC gebonden is aan een geheimhoudingsverplichting ten opzichte van zijn cliënt weegt volgens het hof minder zwaar dan het maatschappelijk belang dat in rechte de waarheid aan het licht komt (r.o. 3.10).
Zoals hiervoor reeds opgemerkt is deze uitspraak een bevestiging van eerdere rechtspraak. Bovendien blijkt uit dit oordeel naar mijn mening dat een (onherroepelijk) vonnis van de Accountantskamer als zodanig niet als gevolg heeft dat er geen rechtmatig belang bij inzage (meer) is.
Conclusie
De praktijk laat steeds ruimere mogelijkheden zien voor toewijzing van een verzoek ten opzichte van een accountant om inzage in controledossiers. Een accountant doet er goed aan rekening te houden met de mogelijkheid dat dergelijke stukken in handen van derden kunnen komen.
Gerelateerd
Commercial